Gogel (izaak jan alexander) - Nederlandsch staatsman, geb. 1765 te Vugt (bij den Bosch), overl. te Overveen 1821, werd te Amsterdam voor den handel opgeleid, bekleedde in 1795 posten bij verschillende Regeerings-Colleges, werd één der oprichters en der commissarissen van de Nationale Beleenbank; in 1798 agent van Financiën (tot 1801); zag zich door den Raadpensionaris Schimmelpenninck in 1805 opnieuw tot datzelfde ambt geroepen en voerde in ’t volgend jaar zijne belastingswetten in. Onder Koning Lodewijk bleef hij tot 1809 administrateur van alle inkomsten (van domeinen, posterijen, enz.) en belastingen van den lande, en verkoos toen tot den handel terug te keeren. Doch in 1810 benoemde de Keizer hem tot President der afdeeling van Financiën en begiftigde evenals Koning Lodewijk hem met verscheidene ordeteekenen (zelfs met den titel van Graaf, welken hij weigerde). Na het herstel van het vaderland keerde hij naar de zijnen terug, om als ambteloos burger in Overveen een overgenomen blauwselfabriek te drijven.
Eenige maanden vóór zijn dood verhief Willem I hem tot Staatsraad in buitengewonen dienst en tot Commandeur der Orde van den Ned. Leeuw. De Hollandsche Mij. der Wetenschappen te Haarlem had in hem een werkzaam bestuurslid.