Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 03-01-2019

Giotto

betekenis & definitie

Giotto di Bondone, geb. waarschijnlijk 1266 in Tolle bij Vespignano, gest. 1337 (1332) te Florence. Italiaansch schilder, beeldhouwer en architect. Naar men algemeen aanneemt, is hij een leerling van Cimabue, met wien hij de fresken in de Bovenkerk van S. Francesco te Assisi schilderde. Reeds spoedig onderscheidt hij zich van zijn leermeester door een bewust zich afwenden van de Byzantijnsche traditioneele vormen.

G.’s streven vond steun in de opgave, die hem was toebedeeld, n.l. de uitbeelding van het leven van den H. Franciscus, zooals het door Bonaventura in 1261 was verhaald. G. wil het menschelijke gevoel en de expressie daarvan in werkelijkheid benaderen. Dit ziet men in al zijn composities, waarbij dan de omgeving van landschap, of architectuur geheel bijzaak wordt. In de weergave dezer expressies vermijdt hij elk detail, dat de felheid van een gebaar of de smart of devotie der gelaatsuitdrukking zou kunnen storen of verminderen. Zoo is het nieuwe, dat hij brengt, tweeledig: 1) de uitdrukking van alle menschelijk gevoel, 2) de grootsche en monumentale opvatting van de geheele compositie, die in zijn onafgewerkt detail het hooge der gedachte steunt. G. strijdt met perspectiefmoeilijkheden, met ruimteuitbeelding, met de juiste beweging van het menschelijk gebaar. Maar dit alles vermag niet zijn bedoeling te verkleinen, die vóór alles van zijn genie getuigt en hem meer dan een eeuw de leermeester doet zijn van de nieuwe richting, die hij aan de schilderkunst gaf.

Aan zijn navolgers is dan de taak opgelegd de aanduidingen van den meester technisch verder uit te werken. Uit zijn veelvuldige werken zijn de voornaamste te noemen: einde 13e eeuw, de 28 fresken in de Bovenkerk te Assisi: het leven van S. Franciscus; ± 1301, de fresken in het Bargello te Florence (zeer beschadigd); 1303, de freskencyclus in de Cappella dell’ Arena te Padua met voorstellingen uit het leven van Christus en Maria, en het Laatste Oordeel; 1314—1322, de fresken in de Benedenkerk van S. Francesco te Assisi, betrekking hebbende op de hoofddeugden van den Hl. Franciscus en de Orde der Franciscanen, terwijl van de schilderijen de Madonna, omgeven door Engelen, in de Academie te Florence, het bekendste is. Ook als architect en beeldhouwer heeft G. van zich doen spreken en wel voornamelijk bij den torenbouw en de portaalversiering van den Dom te Florence, waar hij bij dc uitvoering der reliefs een voortreffelijken helper vond in Andrea Pisano. — Litt.: H. Thode, Giotto. Leipzig 1899; M. G. Zimmermann, Giotto und die Kunst Italiens im Mittelalter. Leipzig 1899.

< >