Gijzelaars - Hieronder verstaat men personen, die door eene partij in de macht van de andere worden gesteld, ten einde hen te behouden, totdat eerstgenoemde aan al hare contractueel verplichtingen heeft voldaan. In den oorlog werden zij, vooral vroeger, door een staat of door de bevolking van een gemeente aangeboden en gegeven, om als borg te strekken, dat eene belofte of eene gesloten overeenkomst, b.v. het betalen van eene oorlogsschatting, zal worden nagekomen. Dit gebruik, dat echter reeds in de 16e eeuw begon te verdwijnen, brengt natuurlijk mee, dat gijzelaars personen van hoog aanzien of groot gewicht moeten zijn, op wier behoud (terugkeer) men veel prijs stelt. Wie hen ontvangt, is verplicht, hen behoorlijk te onderhouden en te beschermen; bij niet voldoen aan het verdrag door de andere partij mogen zij niet gedood worden. (Napoleon leerde nog het tegendeel).
Meermalen werden echter in lateren tijd nog gijzelaars genomen door den occupator als voorzorgsmaatregel van rust en om te beletten dat de bevolking van het bezet gebied vijandelijkheden tegen de bezettingstroepen zou plegen. (Ook in den wereldoorlog werd dit gebruik o.a. in België nog toegepast door de Duitschers). Vrouwen, grijsaards en kinderen behooren niet in gijzeling te worden genomen. Een belofte, door aangeboden gijzelaars bekrachtigd, moet zoo spoedig mogelijk worden nagekomen. Zij moeten als krijgsgevangenen worden behandeld.