Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gezamender hand

betekenis & definitie

Gezamender hand - d. w. z. met in een geslagen handen, gemeenschappelijk, en wel dusdanig, dat de leden der gemeenschap naar buiten een eenheid vormen, en dat, zoolang de gemeenschap duurde, de gemeenschappelijke goederen niet dan met toestemming van alle rechthebbenden konden worden vervreemd. De gezamendehandsche verhouding kwam uitsluitend voor in gezinsverhoudingen, bij familiegoed. Man, vrouw en kinderen, soms man, vrouw, kinderen, behuwdkinderen en kleinkinderen, woonden onder één dak, vormden het gezin, de gezamendehandsche familiegemeenschap. Deze kon, b.v. na dood der ouders en als er kinderen huwden en niet meer onder het voorouderlijk dak bleven, worden ontbonden, de gemeenschappelijke boedel kon worden gescheiden, maar het nieuwe gezin vormde, de nieuwe gezinnen vormden dan weder nieuwe gezamendehandsche gemeenschap(-pen.) Uit het begrip van de gezamende hand valt te verklaren, waarom in oude akten als verkoopers optreden man, vrouw en kinderen; veelal staat er nog bij dat zij verkoopen en overdragen gezamenderhand.

In zaken van huwelijks-, goederen- en erfrecht geeft het gezamendehandsch bezit soms verklaring van gewoonten, gebruiken en rechten. Ook het recht van nakoop ten bate van familieleden vindt zijn verklaring in gezamendehandsch bezit van het familiegoed. Het verschil tusschen gezamendehandsch eigendom en gemeen eigendom (codominium) komt uit bij beschikking over aandeelen, dit kan wel bij codominium, niet bij gezamendehandsch eigendom. De uitdrukking gezamendehand is, ook reeds in den tijd toen het gezamendehandsch gezinsvermogen nog bestond, ook wel in nieuweren zin gebezigd buiten familieverhoudingen, in de beteekenis van gemeenschappelijk, ook in die van solidair.

< >