Genua (provincie) - 1) provincie van het koninkrijk Italië, omvat het landschap Ligurië, behalve ’t Westelijke, aan Frankrijk grenzende deel (Porto Maurizio). Oppervl.: 4100 K.M.2; 1.050.000 inw.; 256 per K.M.2. — 2) Ital. Genova (spr. uit dzjènova), hoofdstad der prov. G., en eerste handelsstad van Italië. 300.000 inw. (als gemeente; de stad: ruim 265.000).
De gemiddelde temperatuur bedraagt in Jan. 8°, in Juli 25°, over het geheele jaar 16° C. Regen 130 c.M. Koude valwinden komen in dit overigens heerlijke klimaat voor. De stad, wegens haar ligging en haar vele marmeren bouwwerken la Superba (de Prachtige) bijgenaamd, is halvemaanvormig en amphitheatersgewijs gebouwd aan de steile hellingen der Ligurische Apennijnen. De ruime haven, een der belangrijkste der Middellandsche Zee, met talrijke dammen, bestaat uit de halfcirkelvormige binnenhaven in het W. der stad; daarvóór ten Z.O. ligt de nieuwe haven en nog meer naar zee de voorhaven. Er is door het snel stijgend verkeer te weinig havenruimte. Ten W. der havens verheft zich op een rotsig schiereiland de groote vuurtoren (La Lanterna). Om G. loopt een binnenste en een buitenste muur; bovendien wordt de stad door 10 forten er buiten, op verschillende hoogten gelegen, verdedigd. Zoo is het een der voornaamste vestingen van Italië. — In de oude, rondom de haven gelegen deelen der stad zijn de straten meest zeer nauw, onregelmatig, steil, en wegens de groote hoogte der huizen donker, echter goed geplaveid en zindelijk; vele zijn aangelegd in den vorm van trappen met zeer breede treden, met aan elke trede eenige huizen; andere zijn door werkelijke marmer- en graniettrappen of brugachtige overgangen met elkander verbonden; eenig is in dit opzicht de in 1718 door den bouwmeester Langlad gebouwde Carignanobrug (34 M. hoog), die in het Z. der stad over huizen van zeven verdiepingen naar de gelijknamige kerk voert. In den nieuweren tijd zijn tal van ruime en breede straten ontstaan.
Het middelpunt der stad is het stationsplein (piazza deferrari), met het bronzen ruiterstandbeeld van Garibaldi (1893). Achter de haven verheft zich op het Aquaverdeplein het marmeren Columbusmonument. Vreemdelingen gaan vooral ook de kathedraal San Lorenzo en de monumenten van het Campo Santo (kerkhof) zien. — G. is niet slechts schoon, maar ook bijzonder gunstig gelegen. Waar de zee !t verst in ’t land dringt en de afsluitende berggordel ’t smalst'is, liggen vrij lage passen: die van Turchino (594 M.) voert naar Turijn, verder de Bochettapas (772 M.) en de Col dei Giovi (472 M.), waardoor een tunnel van den trein naar Milaan. Maar de Alpen hadden daarentegen slechts moeilijke, hooge overgangen. Venetië met den lagen Brennerpas was dus veel beter geschikt om de Indische waren naar Duitschland te vervoeren en werd Genua de baas. Nu echter tunnels door de Alpen zijn geboord (St.-Gotthard, Simplon) ligt Genua veel beter met achterlanden als Nederl., België, Engel., en West-Duitschl. In verband met de graving van het Suezkanaal is G. nu de eerste handelsstad van Italië.
Een groote concurrent is Marseille, bevoorrecht door den waterweg Rhône-Saône-Rijn en door de vaart op belangrijke koloniën. Wel is G. de ingangspoort voor het belangrijke Noord-Italiaansche industriegebied (Milaan, zijde). Dat de handel in eenige tientallen jaren verdriedubbeld is, moet daaraan toegeschreven worden en minder aan den St.-Gotthardtunnel, die wel den handel heeft bevorderd, maar G. minder heeft gebracht, dan verwacht werd. Meer stelt men zich van den Simplon voor. De invoer is grootendeels Engelsche steenkool, waarvan G. een der voornaamste afnemers is. Op verren afstand volgen eerst katoen en katoenen stoffen, graan en koloniale waren. De uitvoer bestaat uit: zijde, zijden stoffen, wijn en olijfolie. De scheepvaart was in 1914:
Aangekomen. Vertrokken.
Aantal. Inhoud in 1000 t. Aantal. Inhoud in 1000 t.
Genua . . 6.013 6.818 5.800 6.645 Napels. . 8.913 7.603 8.929 7.619 Marseille . 4,621 8.571 4.311 7.695 Ook de industrie is van belang: vooral spinnerij en weverij (zijde, katoen); ook metaalindustrie, scheepsbouw. Verder is G. een hoofdzetel voor de tonijnvangst. Om G. strekt zich een krans van steden vooral aan de kust uit, die in handel en nijverheid deelen: Sampierdarena (38.000 inw.), Sestri Ponente (21), Pegli (6), Pra (6). Er is een Nederl. consulaat.
G e s c h i e d e n i s. Een stad in ’t land der Liguriërs, was tot in de 3e eeuw afhankelijk van Massilia (= Marseille). In den 2en Pun. oorlog diende ze als landingsplaats voor de Carthaagsche troepen. Onder Rom. gezag gekomen (± 175 v. C.) werd de stad het eindpunt van de Via Emilia (109 v. C.) en kwam ze tot bloei. In de 4e eeuw ging ze echter achteruit door de invallen der Germanen en in 641 kwam ze onder het gezag der Langobarden. Na de verovering van ’t Lang. rijk door de Franken kwam G. onder Frankisch gezag en was hier de zetel van een graaf. De bloei der stad werd belemmerd door de strooptochten der Saracenen uit Sardinië en Provence, tot door het gemeenschappelijk optreden van Pisa en G., in ’t begin der 11e eeuw hieraan een einde werd gemaakt. Langzamerhand begon G. zich te ontwikkelen tot een belangrijke handelsstad. Geïmporteerd werden uit Syrië: katoen, zijde, glas en aardewerk; uit Noord-West-Afrika: koper, safraan, aluin en tapijten; uit Alexandrië: verfhout, specerijen en andere Indische waren; uit ZuidItalië: koren; uit Spanje: ertsen en was, terwijl er geëxporteerd werden: lakens, linnen stoffen, ertsen en pelzen.
Zoo was derhalve hier ’t centrum van den handel der Middellandsche Zee-landen. Genueesche koloniën ontstonden er in Syrië en aan de Zwarte Zee. Tengevolge van dezen bloei op handelsgebied, welke haar hoogtepunt bereikte in de 13e eeuw, geraakte de stad in strijd met Pisa en Venetië, die hun handel door dien van G. bedreigd zagen. Ook geraakte de stad in strijd met Marseille, dat met leede oogen de Genueezen handel zag drijven in Provence. Met Marseille werd er in 1241 vrede gesloten, waarbij G. Nizza moest afstaan. Met Venetië kwam de definitieve vrede eerst in 1381 tot stand. Daar G. ook geteisterd werd door inwendige twisten, nam het aanzien van de stad, die zich in de 12e eeuw onafhankelijk van de graven had weten te maken, gaandeweg af. In de 15e eeuw stond G. afwisselend onder Fransch of Milaneesch gezag, terwijl in de 16e eeuw de Habsburgsche invloed er overheerschend was.
Nauw verbonden was de stad van dezen tijd af met de Spaansche monarchie, waarvoor het in 1684 door Lodewijk XIV getuchtigd werd, toen het daadwerkelijk hulp wilde verleenen. De kracht van den Genueeschen Staat was echter nog niet geheel en al verdwenen, gelijk bleek toen het in 1746 een aanval der Oostenrijkers wist af te slaan. Een belangrijk verlies leed G. toen het in 1757 ’t eiland Corsica, dat in opstand was gekomen tegen ’t Genueesche gezag, aan Frankrijk verkocht. In 1800 werd de stad door de Franschen bezet, die aan !t bestaan van den Genueeschen Staat een einde maakten. Tevergeefs beproefden de Genueezen op ’t Weener Congres hun onafhankelijkheid te herwinnen. Litt.: Varesi, Storia della republica di Genova (Gen. 1835—39); Canali, Storia della rep. di Genova dall’ anno 1518 al 1560 (1874); Caro, Genua und die Mächte am Mittelmeer (1847).