Gens d’armes - eertijds in Frankrijk een soort van zware ruiterij, van helmen, kurassen, pistolen, geharnaste paarden, enz.; naderhand, sedert Lodewijk IV, alleen v. karabijnen, pistolen en degens of sabels voorzien. In den slag bij Crecy (1346) stegen zij af om te voet te vechten. Zij maakten ’t eerste korps bij de Fransche ruiterij uit en bestonden enkel uit edellieden. Tijdens Frans I werden zij als de beste cav. van Eur. beschouwd en streden toen op één gelid.
Ten tijde van de omwenteling echter werd deze gendarmerie door een ander korps gewapende lieden in dienst der natie vervangen, dat in de plaats der vroegere maréchaussée tot veiligheid der Republiek, inzonderheid der landwegen, werd opgericht en voornamelijk landloopers, roovers, enz. moest opsporen, samenrottingen verstrooien en over ’t algemeen op alles acht geven, wat de openbare en persoonlijke veiligheid zou kunnen benadeelen. Zij waren over de verschillende departementen verdeeld, dienden te voet en te paard, stonden onder ’t bestuur der administratieve macht en maakten 34 legioenen uit, waarvan ieder meestal uit twee of drie escadrons bestond. Ook tegenwoordig dienen zij nog ter bescherming der openbare veiligheid. Ook in andere landen heeft men voor korter of langer tijd deze inrichting der Fransche gendarmerie of politiesoldaten gevolgd.