Gemeenteverordeningen - (veelal plaatselijke verorden. genoemd). Volgens art. 144 Grw. moet aan den raad de regeling en het bestuur van de huishouding der gemeente worden overgelaten. Hij maakt de verordeningen, die hij in het belang der gemeente noodig oordeelt. Art. 135 Gem. w. geeft nader aan, dat aan hem behoort het maken van de verordeningen, die in het belang der openbare orde, zedelijkheid en gezondheid worden vereischt en van andere, betreffende de huishouding der gemeente.
De laatste zinsnede toont voldoende, dat in dit art. niet een beperking van art. 144 Grw. is te zien. Volgens art. 150 Gem. w. mogen de pl. verordeningen, waaronder deze wet verstaat alle voorschriften en beschikkingen van den Raad en van B. en W., niet treden in hetgeen van algemeen Rijks- of provinciaal belang is. Bij twijfel, of eene verordening dit doet, verbindt zij totdat de Koning art. 153 (zie hieronder) heeft toegepast. — De bepalingen van plaatselijke verordeningen, in wier onderwerp door eene wet, een algemeenen maatregel van bestuur of eene prov. verordening wordt voorzien, houden van rechtswege op te gelden (151 Gem. w.). — De pl. verord. worden terstond aan Ged. Staten medegedeeld, wanneer deze daartoe aanvraag doen (152). — De pl. verordeningen kunnen, zoover zij met de wetten of het algemeen belang strijden, door den Koning worden geschorst of vernietigd (163). Dit recht is den Koning onbeperkt gewaarborgd door art. 145 Grw. — De schorsing of vernietiging wordt bevolen bij een met redenen omkleed, in het Stb. te plaatsen besluit, dat, in geval van schorsing, den duur ervan bepaalt (154 Gem. w.). Schorsing stuit onmiddellijk de werking der geschorste bepaling. Zij kan niet langer duren dan een jaar (155. Is binnen den voor de schorsing bepaalden tijd de vernietiging der bepalingen niet uitgesproken, dan worden deze geacht geldig te zijn (156). Bepalingen, die geschorst zijn geweest, kunnen niet opnieuw worden geschorst (157). — Vernietiging op grond van strijd met de wet brengt mede vernietiging van alle de gevolgen der vernietigde bepalingen, voor zoover die nog voor vernietiging vatbaar zijn.
Bij vernietiging van wege strijd met het algemeen belang kunnen de niet met dat belang strijdige gevolgen in stand blijven (158). — Gedeeltelijke schorsing of vernietiging eener verordening heeft op de geldigheid der in het beluit tot schorsing of vernietiging niet genoemde bepalingen geen invloed (160). — Voor de verordeningen, tegen wier overtreding straf is bedreigd, bevat de Gem. w. nog bijzondere bepalingen. Deze verordeningen verbinden niet dan nadat ze behoorlijk zijn afgekondigd (168). Zie over tijdstip en wijze van afkondiging artt. 169—173. Indien geen ander tijdstip is bepaald treden de verordeningen in werking op den derden dag na dien der afkondiging (174)). Tot meerdere bekendheid moeten de strafverordeningen 3 maanden ter gemeentesecretarie ter inzage liggen. Ook moeten ze verkrijgbaar worden gesteld (175), terwijl Ged.
Staten jaarlijks in het Prov. Blad opgave doen der nieuw afgekondigde verordeningen (176). Verder moet de Raad ten minste eenmaal in de 5 jaar bij verordening bekend maken, welke strafverordeningen nog gelden (178). De strafverordeningen worden zooveel mogelijk ontworpen door een vaste raadscommissie, wier voorzitter de Burgemeester is (166). Deze commissie of, waar ze niet bestaat, B. en W. onderzoeken aanhoudend aan welke strafbepalingen voortdurende kracht is toe te kennen. Van de uitkomsten van dit onderzoek wordt jaarl. aan den Raad verslag gedaan (177).
— Na vaststelling eener strafverordening wordt binnen 2 maal 24 uur mededeeling gedaan aan Ged. Staten (167). — De straffen welke op overtreding van pl. verordeningen kunnen worden gesteld zijn, voor zooveel in dit onderwerp niet bij eene wet, een algem. maatregel van bestuur of eene prov. verordening is voorzien, hechtenis van ten hoogste 6 dagen of boete van ten hoogste f 25, alsmede verbeurdverklaring van de voorwerpen door middel van de overtreding verkregen of waarmede deze is gepleegd, voor zoover zij den veroordeelde toebehooren (161). Indien tijdens het plegen van de overtreding nog geen jaar is verloopen, sedert eene vroegere veroordeeling van den schuldige wegens gelijke overtreding onherroepelijk is geworden of daarvoor vrijwillig de boete is betaald, kan de rechter boete of hechtenis tot het dubbel van het voor elk gesteld maximum uitspreken (162).