Geldersche vallei - de laagte tusschen de Utrechtsche heuvels en het Gooi in het W. en den heuvelrug Harderwijk-Wageningen in het O. Morphologisch is het een skand. landschap en kan beschouwd worden als een oerstroomdal van een der Rijntakken; komt dus geheel overeen met het diluviale IJseldal. Zoowel dit als de G.V. zijn in den ondergrond slenken. (Zie J. Lorié in het Rapport van de drinkwatervoorziening van Amsterdam 1905 en het Jaarverslag 1913 van de Rijks-Opsporing van Delfstoffen, waarin kaart en dwarsprofiel). Volgens Lorié bestaat de ondergrond uit Rijndiluvium, waarop keileem rust, dat blijkens het ontbreken van een boreale fauna er boven op niet in water afgezet is. Het ligt meest tusschen 20 en 36 M. -A.P. Daarop komen 2 lagen voor, die tot het Eemstelsel te rekenen zijn; de bovenste daarvan is zeeklei.
Tengevolge van verschuivingen komt de bovenkant op verschillende diepten voor. Op het Eemstelsel liggen een -of meer veenlagen. De onderkant er van ligt 3 tot 18,5 M. -A.P. wat ook weer wijst op daling van den bodem. Daarop ligt zand, door den diluvialen Rijn hier aangebracht. De oeverterrassen daarvan zijn door Lorié aangewezen. De Emmikhuizer Berg is een overblijfsel van het hoogterras. Op dit zand, dat steeds meer werd uitgeschuurd, ontstond in den alluvialen tijd in het N. zeeklei, bij den Rijn wat rivierklei en verder in de Vallei op verschillende plaatsen laagveen, waarop weer hoogveen. Het Egelmeer (Agilmare), door uitstuiving ontstaan, is thans deels grasland, deels veen. — Het bovengedeelte tusschen den Grebbedijk en Venendaal ligt tusschen 7,50 + en 6 M. +A.P. en heeft weinig helling.
De afwatering had vroeger naar den Rijn plaats, maar was zeer gebrekkig. Vandaar daalt het sneller naar het N. tot ± 0,5 M. -A.P. Behalve een betrekkelijk klein gedeelte langs de Zuiderzee heeft de geheele afwatering plaats langs de Eem, die van af Amersfoort open is. De hoogste waterstand bij Spakenburg was in 1825 + 3,11 M. in 1916 3,45 M. +A.P., toen het gedeelte tot Amersfoort overstroomde. Voor de verdediging (inundatie, Utrechtsche waterlinie) zie NEDERLAND. Wat de middelen van bestaan betreft, zijn de rundvee- en varkenshouderij belangrijker geworden dan de nu weinig beteekenende schapenhouderij, de kippenhouderij is hier van bijzondere beteekenis, terwijl de boschcultuur toeneemt.
De afwatering laat in vele gebieden nog zeer te wenschen over, door de geschillen over de afwatering tusschen de landen boven en beneden den dijk bij Venendaal. Veel verafgelegen en schrale bouwkampen werden vroeger aan verwildering prijsgegeven (driestland). In de laatste reeks van jaren heeft men echter vele dezer oude driesten opnieuw in bebouwing genomen (lupinebemesting en kunstmest.). Het Noordelijke deel, het Eemland, is hoofdzakelijk grasland. Een groot deel ervan dient om de boeren der in de buurt gelegen hooge zandgronden van hooi en veeweide te voorzien.