Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

Geel (nederl. letterkundige)

betekenis & definitie

Geel (nederl. letterkundige) - (Jacob), Nederl. letterkundige en phi-loloog, geboren te Amsterdam in 1764, overledente Scheveningen in 1862. Achtereenvolgens huis-onderwijzer in Den Haag en bibliothecaris a/dhoogeschool te Leiden, werd G. in 1830 tot bui-tengewoon hoogleeraar a/d Leidsche universiteitbenoemd. Als philoloog publiceerde hij tal vangeschriften op het gebied der klassieke letter-kunde: uitgaven van Theocritus met de Scho-lia (1820), de Phoenissae van Euripides (1846),waarin hij Valckenaer’s standpunt verdedigdeen zijn scherpzinnigheid en geleerdheid bewees;Historia critica Sophistarum (1823), enz. MetBake, Peerikamp en Hamaker stichtte hij de„Bibliotheca critica nova” (1825).

Voor denieuwe letterkunde had hij groote belangstel-ling; hij was een groot voorstander van eenvouden waarheid in de kunst, vooral als criticusheeft hij groote waarde. Een bundel critischeopstellen Onderzoek en Phantasie verscheenin 1838. Verder verschenen nog verhandelingenover Het Proza en Gesprek op den Drachenfelsover de Romantiek. Van zijn vertalingen noe-men wij die van Sterne’s Sentimental Journey.Resultaat van zijn bibliothecaris-ambt was deCatalogus codicum manuscriptorum qui indeab anno 1741, Bibliothecae Lugduni Batavorumaccesserunt (1852). Vgl. M. J. Hamaker, JacobGeel, naar zijn brieven en geschriften geschetst(1907); A. G. Wientjes, De Jacopo Geelio philo-logo classico (Leiden 1909).

< >