Garěběg - Javaansche naam der drie groote jaarlijksche Moslimsche feesten, n.l. Garěběg moeloed (feest van Mohammed’s geboorte, op den 12en der 3de maand), Garěběg běsar (het groote of offerfeest, den 10den der 12de maand) en Garěběg poeasa (feest van het einde der Vasten, den 1en der 10de maand). In den Archipel heeft, evenals elders, zoowel het z.g. „kleine” feest, na afloop van de Vasten, als de herdenking van M.’s geboorte (Moeloed) meer beteekenis gekregen dan het „groote” feest (G. běsar). Het Moeloedfeest wordt o. a. gevierd door het ten gehoore brengen van levensgeschiedenissen van den Profeet, en het houden van godsd. maaltijden; op G. poeasa bezoekt men de feestgodsdienstoefening in de moskee, gaat meerderen en ouderen gelukwenschen met den afloop der Vasten, brengt bezoeken aan de graven en versiert deze, terwijl het volk voetzoekers en vuurwerk afsteekt. Door de Europeanen in Indië wordt deze dag ten onrechte als het „Javaansche Nieuwjaar” beschouwd.
De G. běsar heeft in hoofdzaak beteekenis voor de bedevaartgangers naar Mekka, die op dien dag in het dal van Moena zijn, en daar het groote offerfeest houden. Ook de achtergeblevenen slachten wel een offerdier, en men houdt ook wel offermaaltijden. De G.’s worden vooral in de Vorstenlanden met grooten luister gevierd, en zoowel Inl. als Europ. ambtenaren komen op die dagen in den Kraton hun opwachting maken; de G. poeasa en de G. Moeloed, die ± een half jaar van elkander liggen, zijn daar van oudsher de stortingstermijnen van de pacht.