Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Gangreen

betekenis & definitie

Gangreen - plaatselijke dood van een lichaamsdeel met daarop volgende scheikundige ontbinding of rotting van het afgestorven gedeelte. G. kan zich voordoen als droog g., waarbij de afgestorven deelen zwart worden en ineenschrompelen, of als vochtig g. waarbij deze deelen ontstoken zijn en eene vochtige, rottende massa vormen. Het g. kan tot een bepaalde plaats beperkt zijn of het kan langzaam voortschrijden. De verschijnselen van g. bestaan in het donkerblauwrood worden van een lichaamsdeel, gepaard met heftige pijn, daarna wordt dit deel loodkleurig tot zwart en treedt algeheele gevoelloosheid op.

De grenslijn tusschen het afgestorven weefsel en de nog gezonde deelen wordt in den regel aangegeven door een min of meer breede, veelal levendig rood gekleurde strook ontstoken weefsel, de demarcatie-lijn geheeten. De uitdrukking necrose wordt voornamelijk gebezigd voor g. van vaste deelen als beenderen enz. De oorzaak van het g. bestaat in eene blijvende opheffing van den bloedtoevoer. Daarom ontstaat g. veelvuldig door de verwoesting van weefsel bij kwetsuren, verbranding (zie BRANDWONDEN), bevriezing, inwerking van bijtende stoffen; ernstige ontsteking, embolie, druk van gezwellen, te vast aangelegde verbanden, enz. Bij bepaalde ziekten, vooral de suikerziekte, bestaat bijzondere aanleg voor het optreden van g. Bepaalde vormen van g. zijn: het optreden van symmetrisch g. aan handen of voeten, eene afwijking, die zich soms, doch zelden, uit het verschijnsel aan de zg. doode vingers ontwikkelt en tot het afsterven van deelen van de vingers of de teenen voert. Een plaatselijk g. aan de huid noemt men decubitus. Bij oude menschen treedt, als gevolg van de verkalking en verstopping van de bloedvaten, somwijlen een g. aan de voeten op, dat langzaam naar boven toe voortschrijdt.

Bij hysterie komt nu en dan een multipel huidg. voor. Bepaalde bacillen hebben het vermogen, in afgestorven weefsel gas te ontwikkelen, waardoor het zg. gasg. ontstaat. De behandeling van g. bestaat allereerst daarin, dat gewaakt wordt tegen het optreden van ontsteking in het gangreneuze deel, of, zoo deze bestaat, in bestrijding daarvan. Het spreekt vanzelf, dat van genezing van het g. geen sprake kan zijn. Naast de plaatselijke behandeling komt verwijdering van het afgestorven deel in aanmerking. Ten slotte zal algemeene behandeling (suikerziekte, hysterie) een verder voortschrijden of een vernieuwd optreden van g. moeten trachten te voorkomen.

< >