Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-12-2018

Gallicaansche kerk

betekenis & definitie

Gallicaansche kerk - of Gallicanisms d.w.z. deRoomsche Kerk in Frankrijk met het oog ophare verhouding tot den Pauselijken Stoel, inwelker betrekking zij tot in de nieuwste tijdeneen zekere nationale zelfstandigheid hand-haafde. Dit speciale karakter der Gallic. Kerknoemt men Gallicanisme. Het Galücanismezocht eene matiging der pausel. monarchie tebereiken ten gunste der bisschoppelijke aristo-cratie en beschouwde daarom de Fransche bis-schoppen niet als enkel plaatsvervangers vanden paus, doch als navolgers der apostelen.Verder beweerden de Gallicanen, dat de alge-meene Kerk boven den paus staat, en dat depaus in wereldlijke dingen geen macht heeft(vgl. episcopaalsystoem).

Voor de eerste maalkwam koning Lo de wijk IX de Heilige tot eenverandering der Gall. Kerk. Toen namelijkpaus Clemens IV zich het beschikkingsrechtover gezamenlijke prebenden aanmatigde, ver-vaardigde Lodewijk in 1269 eene pragmatiekesanctie, die den grond der vrijheid van deGallicaansche Kerk legde. NiettegenstaandeLodewijk XIII en Lodewijk XIV het Concor-daat van 1516 beschermden, verloor het Galli-canisme niets aan kracht en trad het in 1682weder met alle macht te voorschijn, toen tusschenLodewijk XIV en Innoeentius XI een strijdontstond, die aanleiding gaf, dat do koning deFransche geestelijkheid te Parijs bijeenriep, endeze stelde 1682 de volgende vier grondstel-lingen der Gallicaansche Kerk (proposüionescirri Gallicani) op: 1. de macht van den pausstrekt zich slechts tot de geestelijke, niet tot dewereldlijke aangelegenheden uit; 2. de geeste-lijke macht van den paus staat onder het hoogstegezag der algemeene conciliën; 3. voor Frankrijkis zij mpde beperkt door de oude Franschekerkelijke wetten; 4. de uitspraken van denpaus in geloofszaken zijn slechts, indien zijovereenstemmen met die van de geheele kerk,onfeilbaar.

De paus weigerde de propositiones te erken-nen, en had ten slotte de voldoening, dat koningen geestelijkheid toegaven (1691). Toch blevenzij voor de koningen van Frankrijk steeds eenwapen tegen de aanmatigingen van de R.Kurie. De Revolutie wierp den kerkdijken toe-stand van Frankrijk geheel omver. Toen Na-poleon, keizer geworden, met paus Pius VIIin botsing kwam, verhief hij bij decreet van1810 de 4 artikelen der Gall. Kerk tot rijks-wet, en in 1813 volgde te Fontainebleau eenConcordaat met Napoleon, dat echter, zoodrade paus naar Rome teruggekeerd was, als af-gedwongen, voor nietig werd verklaard.

Met de Bourbons kwamen ook de verdrevenbisschoppen terug, waarop Lodewijk XVIIImet paus Pius VII in 1817 een nieuw Konkor-daat sloot, dat echter door de tegenspraak derKamer en de in het volk uitgebroken onlustenmislukte. Daarop liet de Regeering in 1824 alleoversten en professoren der bissch. Seminariënen in 1826 alle Bisschoppen plechtig verklaren,dat zij aan de stellingen van 1682 vasthielden.

Sedert 1830 rustte de strijd tusschen Gallica-nisme en Ultramontanisme bijna geheel. Ookde Februarie-revolutie van 1848 bracht geenwezenlijke veranderingen in de wetgeving. Ophet Vaticaansch Concilie (1870) trad een grootdeel der Fransche Bisschoppen, met den aarts-bisschop Darboy van Parijs aan het hoofd,nog eenmaal voor de vrijheden der Kerk entegen de pauselijke onfeilbaarheid op. Maarna de afkondiging van de Yatic. decreten, onder-wierpen zij zich zonder uitzondering. Daarmedeis de volledige afstand van het Fransche Episco-paat op de vrijheden der Gall. Kerk een feitgeworden.

Wetenschappelijk werd het Gallicanisme ver-tegenwoordigd door Bossuet, Pierre Pithon,Petrus de Marca; bij het begin der 18e eeuwvooral door Van Espen, hoogl. te Leuven. Hemvolgde einde der 18e eeuw Nie. von Hontheim,wijbisschop van Trier, op wiens litter. opwek-king de Duitsch" aartsbisschoppen te Ems (zieEMSER PUNKTATIE) een Duitsche NationaleKerk poogden te stichten, eene poging, overwelke het pausdom moeilijk meester werdThans nog zijn de wetenschappelijke werken derGallicanen van hooge waarde voor het Kerkrecht.— Lilt.: Dupin, Les libertés de l’église galli-cane (Paris 1824; nouv. ed. 1860); De Maitre,Von der Gallic. Kirche in ihren Verhältnissenzum Kirchenoberhaupt (1823); Huet, Le Galli-canisme, son passé, sa situation présente (Par.1855); Le Roy, Le gallicanisme au XVIIIsiècle (Par. 1891).

Gallicisme noemt men het gebruik van Fran-sche uitdrukkingen of woordvoegingen in eenandere taal.

Galliini (Joseph Simon), Fransch generaalen Afrikareiziger, 1849—1916, bezocht de mili-taire school te St. Cyr, trad 1870 in ’t leger, werd1878 als kapitein naar Senegambië gezondenvoor militaire expedities en onderzocht (1880 — 81)het gebied van boven-Senegal en Niger. Na kortoponthoud op Martinique (1883), werd hij in1886 opperbevelhebber in de Fransche Soedan.De spoorlijn Kayes-Bafoulabé dankt aan hemhare vernieuwing. Van 1891—95 was hij inAchter-Indië 1896 werd hij benoemd tot gouv. gen. vanMadagascar, waar hij tijdens zijn bestuur zichwijdde aan de bevordering van den handel o. m.door den bouw van spoorlijnen. Hij schreef:Mission d'exploration du Raut-Niger, 1880 — 81(1885); Voyage au Soudan français (1885);Deux campagnes au Soudan (1890); Trois colonnesau Tonkin, 1894 —95, (1899); La pacification, deMadagascar (1900); Neuf ans à Madagascar(1908)

< >