Fridericus - Monnik in het klooster St. Pantaleon te Keulen, 2de helft 12e eeuw, de beste Duitsche émailleur, navolger van Eilbertus, maar met een zelfstandig scheppenden geest, die al meer en meer op een schilderachtig effect uit is. Men onderscheidt twee perioden in F.’s versieringskunst; de eerste gekarakteriseerd door kleurig op goudgrond aangebrachte Byzantijnsche spiraalranken met puntige eiken- of distelblaren, de tweede door alleen door verschillende tint zich op geëmailleerden achtergrond afteekenende bandvormige Romaansche ranken met ronde blaren.
De voornaamste werken van F. zijn in chronologische volgorde: de door engelen gedragen draagbare altaren in het Kunstgewerbemuseum te Berlijn en de Hofbibliothek te München, het draagbare altaar in de Stiftskirche te Siegburg, de relikwieënschrijn in het museum te Darmstadt, die in het Victoria en Albertmuseum te Londen en het Palais Cumberland te Weenen, het Ursula-antipendium in het Kunstgewerbemuseum te Keulen en de Maurinus-schrijn in de kerk S. Maria in de Schnurgasse aldaar (hierop bracht F. zijn eigen portreten naam aan). — Litteratuur: Thieme-Beckers’ Allg. Lexik, d. bild. Künstler XII 453—454.