Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Fo-kien

betekenis & definitie

Fo-kien - (in de spreektaal Hokkien), Chineesche prov. aan de Z. O.-kust van China, groot 111.200 K.M.2; 8.557.000 inw., bestaat bijna geheel uit N.O.—Z.W. loopende bergketens, in de Woe-ji-sjan op de N.W. grens, tot 1500 M. hoog. ’t Is over het algemeen vruchtbaar, zacht gevormd middelgebergte en heuvelland. De kom van de prov. is het dalbekken van de Min-kiang. De kust is een typische ria’skust met steile rotsachtige kapen en tallooze bochten; honderden eilanden liggen daarvoor verspreid. F. is een der welvarendste provincies van China, dank zij de gunstige ligging aan zee, de vele goede havens, de vruchtbaarheid en het heerlijke klimaat.

Alle landbouwproducten van Zuidelijk-China worden er geteeld. De hellingen zijn terrasvormig bebouwd, de dalen met rijstvelden bedekt. Het is een der voornaamste thee-, suiker- en zijdeprovincies van het Chineesche Rijk. Daarenboven worden ook veel tabak en bamboe gewonnen; de bosschen van het gebergte leveren hout. Tevens is het een der belangrijkste industriestreken (n.l. papier van den papiermoerbei).

Hoofdstad is Foe-tsjou. Andere verdragshavens zijn Foening en Amoy. De laatste is haven van de industriestad Tsjang-tsjou. Een groot deel der Nederlandsch-Indische Chineezen is uit deze provincie afkomstig.

< >