Fluorescentie - Een aantal lichamen hebben de eigenschap, onder den invloed van invallend licht zelf licht uit te zenden, zoolang ze bestraald worden; dit verschijnsel draagt den naam f. Een stuk uraanglas b.v. straalt, wanneer er wit licht op valt, zelf groen licht uit, vandaar is het groen bij opvallend licht, terwijl het bij doorvallend licht er geel uitziet. Eveneens ziet eene oplossing van zwavelzure kinine er bij doorvallend licht volkomen doorschijnend uit, terwijl bij opvallend licht de oplossing blauw van kleur is. De naam f. heeft Stokes aan dit verschijnsel gegeven, omdat hij het ’t eerst waarnam bij fluorcalcium (vloeispaat). De uitzending van licht bij f. is beperkt tot de laag, die het eerst door het opvallende licht wordt getroffen.
Het is nader gebleken, dat van dit licht bepaalde lichtsoorten de f. veroorzaken, deze worden in de buitenste laag geabsorbeerd en omgezet in het fluorescentielicht. Vandaar, dat licht, dat b.v. bij zwavelzure kinine f. heeft opgewekt, na doorgang door de oplossing bij eene tweede oplossing geen f. meer kan opwekken: de voor de f. werkzame lichtsoorten zijn dan geabsorbeerd. Voorts is het gebleken, dat het bij f. uitgezonden licht in den regel eene grootere golflengte heeft dan dat, hetwelk de f. opwekt (wet van Stokes). Vandaar, dat het mogelijk is, ultraviolet licht waar te nemen door het op eene fluoresceerende stof, b.v. uraanglas, te laten vallen. Intusschen zijn er wel uitzonderingen op de wet van Stokes; natriumdamp b.v. zendt, wanneer er geel natriumlicht op valt, dit karakteristieke licht zelf weer uit. — Volkomen opgehelderd zijn de verschijnselen der f. nog lang niet. Einstein brengt de wet van Stokes met de theorie der energiequanten (zie QUANTENTHEORIE) in betrekking.