Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Flagellanten

betekenis & definitie

Flagellanten - (van Lat. flagellum, geesel), dus: geeselaars. Reeds sedert de 10e eeuw komt geeseling voor als kerkelijk boetebetoon, en wordt zelfs door vorsten ondergaan: Hendrik II, Otto IV e. a. Dat leidde later tot een uitgewerkte boetediscipline, die vooral in tijden van epidemieën zich uitte. In 1260 had in Italië een groote F.-optocht plaats, die zich naar Duitschland uitbreidde, welke beweging echter door de kerk werd tegengegaan.

De 2e groote F.-bedevaart, die in 1348 plaats had naar aanleiding van het uitbreiden der pest in MiddenEuropa, richtte zich tegen de kerk en do geestelijkheid, zoodat Paus Clemens VI in 1349 een scherpe bul tegen hen uitvaardigde. In 1399 had een nieuwe F.-uitbarsting plaats, gesteund door de opwindende prediking van den heilige Ferrerius. In Duitschland werden de F. door de inquisitie vervolgd, totdat ze door het optreden der Jezuïeten, die zelf ook zelfgeeseling toepasten, sedert de 17e eeuw weer tot nieuwen bloei kwamen.

< >