Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Feitama (sijbrand)

betekenis & definitie

Feitama (sijbrand) - Nederl. letterkundige, geb. 1694 te Amsterdam, overl. 1758. Aanvankelijk was hij bestemd voor doopsgezind predikant; lichamelijke zwakte belette hem echter zich aan eenig beroep te geven, zoodat hij zich geheel aan de dichtkunst wijdde, hiertoe door zijn groot vermogen in staat gesteld. Hij had tot leermeester den veelzijdig ontwikkelden Lambert ten Kate en is van groote beteekenis als dichter van de tweede helft der 18e eeuw. Zijn werk bestaat hoofdzakelijk uit vertalingen; zijn eenig oorspronkelijk treurspel is Fabricius (1720); enkele oorspronkelijke zinnespelen zijn de vermelding niet waard.

Van zijn vertalingen noemen wij Titus en Vespasianus (1722, naar Corneille), Telemachus (1733, in verzen naar Fénelon), Hendrik de Groote (1753, naar Voltaire’s Henriade). Het eigenaardige van zijn werkwijze was, dat hij altijd en altijd weer omwerkte en daardoor zeer verzorgde en keurig-vloeiende verzen kreeg. In dit opzicht werd hij algemeen door de latere 18e eeuwsche dichters als „het” voorbeeld erkend. Zijn Nagelaten Dichtwerken verschenen in 1764 in 3 deelen.

< >