Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Faunus

betekenis & definitie

Faunus - (Lat.), god der dierlijke bevruchting, wat uit den cultus zijner priesters, de Luperci, blijkt, vereerd te Rome en vooral in de omstreken der stad door vroolijke feesten, beschermer van landbouw en veeteelt en ook voorspellende boschgeest (Fatuus). Later is hij vereenzelvigd met den Gr. Pan en zelfs tot koning der Latijnen geworden: zoon van Picus en kleinzoon van Saturnus, bij de nimf Marica vader van Latinus. Zijn tempel is te Rome op het Tibereiland 194 v. C. gesticht en 13 Febr. gold als de stichtingsdag.

Na den tijd van Augustus was hij door Silvanus verdrongen. Hij wordt, evenals zijne bij Fauna of Fatua verwekte kinderen (Fauni), met horens en bokspooten afgebeeld: deze veldgoden versmolten in de Gr. Pans, Paniscen of Satyrs, terwijl Fauna ook zijne zuster of dochter heet en later met Ops, Maia geïdentificeerd, ook Bona Dea wordt genoemd.

< >