Fatimiden - eene naar Fatima, dochter van Mohammed, benoemde dynastie (910-1171). De stamvader Obaidallah beweerde namelijk van den Profeet af te stammen en grondde daarop zijne aanspraken om als Mahdi d.i. als de beloofde heilbrenger erkend te worden. Aanvankelijk vond hij vooral aanhangers bij de Berbers van Noord-Afrika, die een einde maakten aan de heerschappij der Aghlabiden, weshalve hij zich ook derwaarts begaf en den titel Vorst der Geloovigen aannam (910). Ook zijn zoon Kaïm 934-945 en kleinzoon Mansoer 945-952, die na hem regeerden, hadden hun zetel in Noord-Afrika (Tunis, Algerië), maar onder den vierden Fatimide Moïzz 952-975 veroverde diens veldheer Djauhar Egypte (969) en werd Cairo de residentie der dynastie.
Dit had eensdeels ten gevolge, dat de F. ook Syrië in hunne macht brachten en als gevaarlijke mededingers der Abbasiden van Bagdad optraden, maar aan den anderen kant verloren zij daardoor de heerschappij in het Westen; in Algerië en Tunis ontstonden nieuwe dynastieën en Sicilië werd hun ontnomen door de Noormannen. Na Moïzz hebben achtereenvolgens nog geregeerd: Azîz 975-996, Hâkim 996-1020, Zâhir 1020-1035, Mostansir 1035-1094, Mostali 1094-1101, Amir 1101-1130, Hafiz 1130-1149; Zâfir 1149-1154, Fâïz 1154-1160 en Adid 1160-1171. De dynastie werd toen vervangen door die der Aijoebiden, welker hoofd de bekende Saladyn was. Deze erkende weder de rechtmatige heerschappij der Abbasiden te Bagdad en schafte de sjiietische gebruiken af, die de Fatimiden hadden ingevoerd. — Litteratuur: Wüstenfeld, Geschichte der Fatimiden-Chalifen. Zie verder onder EGYPTE, geschiedenis.