Ezeon-geber - oude havenstad aan de N. punt v. d. Elamiet. golf (zie ELATH). Volgens de eene overlevering zijn de Israëlieten, na de omzwerving in de woestijn, van E. uit, naar ’t land Kanaan opgetrokken (zie KADES, INTOCHT en UITTOCHT): Deut. 2,8; vgl. Num. 33,35. David (± 1000 v. Chr.) veroverde het; Salomo, zijn zoon, en Josafat v. Juda (873-849) rustten er hun schepen uit voor de handelsvaart op Ofir, 1 Kon. 9,26; 10,22; 22,49.
E. behoorde aan Edom, maar was soms onderworpen aan Juda. Later werd Elath belangrijker. Thans bestaat E. niet meer. Het woord Ezeon is misschien af te leiden v. d. naam v. een soort tamariskenboom; géber is een Hebr. woord voor „man”.