Evil-Merodach - (Babyl.: amêl Mardoek = „man, dienaar v. d. god M.”), koning van het Nieuw-Babylonisch rijk (562 — 560 v. Chr.), zoon en opvolger van Nebukadrezar II. Van E. zijn geen inscripties over; maar bekend is het bericht uit 2 Kon. 25,27—30, dat E. aan den (toen 55jar.) voorlaatsten koning van Juda, nl. Jojachin, genade bewees na een gevangenschap van 37 jaar, en hem groote eerbewijzen schonk. Hierdoor werd Jojachin, niettegenstaande hij in Babel moest blijven, als vorst v. Juda hersteld; en dus werd het bestaansrecht v. d. Joodschen staat (door Nebuk. vernietigd bij de verwoesting v. Jeruzalem, 686) formeel erkend.
Deze handelwijze maakte zoowel op de in 597 en 586 naar Babel weggevoerde Joden, als ook op de Babyloniërs grooten indruk. De ballingen hoopten op terugkeer; maar de Babyl. priesterlijk-nationalistische partij achtte deze daad, welke lijnrecht tegen de politieke beginselen v. Nebuk. indruischte, „onwettig en onmatig”, gelijk later de priester Berosus het uitdrukt. E. werd vermoord, nog vóórdat hij een poging had kunnen doen om den dreigenden val van Babel tegen te houden. Hij werd opgevolgd door zijn zwager Neriglissar; vlgs. sommigen, is deze ’t geweest die Joj. heeft vrijgelaten.