Esch - (Fraxinus excelsior), inheemschin Nederland; ontwikkelt zich enkel goed op zeer vruchtbaren, vochthoudenden grond. Vooral langs stroomend water is de boom goed op zijn plaats. Het zaad rijpt in October en valt in ’t najaar af. Het ontkiemt eerst het tweede voorjaar en wordt daarom het eerste jaar meestal tusschen zand in den grond bewaard.
Het uitzaaien geschiedt, zoodra het zaad begint te ontkiemen. Na 1 jaar worden de planten verspeend op 30 — 60 c.M. afstand om opgekweekt te worden tot plantsoen. Voor heesters is een herhaalde verspening noodig.
De E. wordt betrekkelijk weinig aangeplant. Gewoonlijk als hakhout, soms ook als laan, een enkele maal als opgaand bosch en dan bij voorkeur gemengd met andere houtsoorten. Het is een boom, die tot 30 M. hoog kan worden, met grijze schors, oneven gevinde, 4 parige bladeren en met bloemen in pluimen vóór de bladontwikkeling. Meerdere vormen zijn bekend o.a. met gele of roodachtige schors, voorts een treurvorm, F. excelsior pendula, veel aangeplant voor prieeltjes of als sierplant aan vijvers en ten slotte F. excelsior v. monophylla, met bladeren die slechts uit een blad bestaan. Fraaie sierboomen zijn voorts: F.ornus uit Z. Europa, de pluimesch, bloeiend met groote gelige pluimen boven het jonge blad en F. americana met aan de onderzijde witachtige bladeren. Zie verder FRAXINUS en ESSCHENHOUT.