Ernst casimir - Graaf van Nassau-Dietz, 1620 — 1632 stadhouder van Friesland, geb. te Dillenburg 1573, overl. voor Roermond 2 Juni 1632. Hij was de zoon van Jan van Nassau en de broeder van den Frieschen stadhouder Willem Lodewijk. Hij vergezelde dezen in 1592 voor Koevorden en in 1594 voor Groningen. Van zijn vele krijgsbedrijven is het meest bekend zijn strijd aan de brug bij Leffinghem (2 Jui 1633), dien hij tegen de overmacht der Spanjaarden verloor, maar waardoor hij Maurits gelegenheid gaf, zich bij Nieuwpoort in slagorde te stellen.
Toen in 1606 zijn vader stierf, werd hij regeerend graaf van Dietz; in 1607 werd hij aangesteld tot veldmaarschalk en luitenant-gouverneur van Gelderland. Toen Utrecht zich in 1610 had onderworpen, werd hij ook daar luitenant-gouverneur. In 1620 stierf Willem Lodewijk; E C. werd toen stadhouder van Friesland, en verliet Arnhem voor Leeuwarden. Na den dood van Maurits in 1625 werd hij ook stadhouder van Groningen en Drente. In kerkelijke zaken toonde hij zich een even streng Calvinist als zijn broeder W. Lod. Op het oorlogsveld werkte hij met den nieuwen stadhouder van Holland eendrachtig samen: in 1627 hielp hij hem bij de verovering van Grol; in 1629 bij die van ’s-Hertogenbosch, voornl. door Hendrik van den Bergh en Montecuculi in Gelderland en Utrecht tegen te houden.
In 1632 volgde hij Fred. Hendr. op zijn tocht langs de Maas; hij ontving toen in de loopgraven voor Roermond een wond aan het hoofd, waaraan hij kort daarna stierf. Zijn lijk werd gebalsemd en te Leeuwarden begraven. Hij liet twee zoons na: Hendrik Casimir en Willem Frederik, die hem achtereenvolgens als stadhouder der Noordelijke gewesten zijn opgevolgd. Hij is zoo de stamvader van den Frieschen tak der Nassau’s geworden.