Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Erfsmet

betekenis & definitie

Erfsmet - de smet d. i. de onreinheid, die den mensch krachtens de erfzonde aankleeft, en die zijn geheele bestaan, lichamelijk en geestelijk, teekent. Deze geheele voorstelling is in het O.- en K. T. aanwezig. In de Chr. kerk is zij bepaaldelijk door Augustinus ontwikkeld tegenover Pelagius, die den mensch als een blad wit papier deed geboren worden en de zonde aan navolging toeschreef. In de 17e en bepaaldelijk in de 18e eeuw, die met den natuurlijken mensch en de vrijheid van den enkele dweepte, werd deze leer besnoeid of ontkend.

In onzen tijd wordt op den samenhang der geslachten en dus op de erfelijkheid (herediteit) de nadruk gelegd, en is ook de zin voor de donkere zijde der menschelijke natuur levendig, zeer sterk in materialistischen zin (Lombroso). Intusschen, erfelijkheid in het algemeen onderscheidt zich scherp van erfzonde enz., in zooverre de laatste eene ethisch-religieuze beoordeeling van den toestand van den mensch insluit. Ribot, L’hérédité psychologique; G. J. A. Jonker, Erfelijkheid en toerekenbaarheid, Theol. Stud. 1894.

< >