Eng(g)ano - eilandengroep ten W. van Sumatra’s Zuideinde, administratief behoorende tot de afd. Benkoelen der res. Benkoelen; de groep heeft een oppervlakte van ± 440 K. M2 en be-staat uit het hoofdeil., door de bewoners Elop-peh genoemd, en zes kleine onbewoonde eilandjes.De naam E. wordt afgeleid van een Portugeeschwoord, dat bedrog, misleiding of teleurstelling beteekent; de Maleische naam is Poelau Telan-djang, het eil. der naaktloopers. De geheele groep is door riffen omgeven; op ’t hoofdeil. loopt een bergketen, welks hoogste toppen 300 a 360 M.bereiken; men vindt er een aantal riviertjes, en een dichte bedekking met zwaar geboomte, waar-onder veel goed timmerhout voorkomt; van 1865 tot 1870 had men op een der kleinere eilanden een aanplanting van klappers door een Europeaan.
Behalve vogels vindt men op E.alleen het wilde zwijn. De bevolking, woonachtig in 13 landschappen en 50 kampongs, werd in 1862 op 3000 zielen geschat, doch is door epi-demieën, weinig geboorten en wellicht door teveel in de familie trouwen, steeds afgenomen,zoodat er in 1914 slechts 329 zielen meer woon-den. In 1908 werden gezinnen van Christen-Bataks ingevoerd om het bevolkingscijfer te doen toenemen, doch ook deze menschen hadden veel van ziekten te lijden. De bevolking van E. is in ethnografisch opzicht zeer merkwaardig, daarde tot vóór korten tijd bij haar bestaande eigen-aardige beschaving zoozeer van die der volken van Sumatra en de N.lijk van E. gelegen eil.afweek, dat men haar óf een anderen oorsprong dan die volken heeft meenen te moeten toeschrij-ven, óf moest aannemen, dat zij sedert onheuge-lijke tijden van haar stamverwanten gescheiden heeft geleefd. Nu de bevolking zoo geslonken is,sedert geruimen tijd de Maleische beschaving door haar is overgenomen, en een groot deel tot het Christendom is overgegaan, is er van de ouderwetsche zeden en gewoonten weinig meer over; zoo is, waarschijnlijk omstreeks 1903, het laatste oud-Engganeesche bijenkorfvormige huis — kenmerk meestal van een zeer vroege beschavingsperiode — afgebroken, en wordt algemeen de Mal. bouwstijl gevolgd; ook de kleeding is thans in het algemeen de Maleische;vroeger droeg men zeer typische hoofddeksels, de vrouwen o. a. bij een bepaald feest een hoofdsieraad, bestaande uit een uitgeholden cylindervan palmhout, waarbovenop een eigenaardige menschelijke figuur in zittende houding; de mannen rouwhoeden in den vorm van een phry-gische muts. Het nationale wapen van denEngganees, de werpspeer met weerhaken, zal op de jacht zeker nog thans wel gebruikt worden.De middelen van bestaan zijn vooral landbouwop droge velden en erven, inzamelen van bosch-producten, vischvangst en varkensjacht. E., dat waarschijnlijk in de laatste helft der 16e eeuw door de Portugeezen ontdekt en aangedaan werd, is ook hierom merkwaardig, dat het ’t eer-ste eiland is geweest, dat door de Nederl. zee-vaarders in den Archipel werd aangedaan.De zending op E. begon eerst in onze eeuw, toen de Rijnsche zending in 1903 er poogde te werken met Bataksche goeroes. Bij de Christenenneemt het kleine geboortecijfer toe.
Meer dan de helft der bevolking is gekerstend. — Litteratuur: Oudemans, Engano in Tijdschr. Aard. Gen. 1889; Helfrich, De eilandengroep E. in id. 1888; Dr. J. Winkler, Bericht über die Untersuchungsreise nach der Insel E. en Bericht über die zweite Untersuchungsreise in Tijdschr. Bat. Gen. Dl. 46 en 50; Lett.
Eene reis naar E. in Berichten uit de zendingswereld 7e jg.; Dr. F. W. van Haeften, Verslag betreffende het onderzoek naar de volksgezondheid op E. in Tijdschr. Bat. Gen. Dl. 52; Catalogus Rijks Ethn. Museum, dl. 14.