Engelenvereering - Reeds bij de latere Joden kwam de voorstelling voor van een engelenhiër-archie, waarvan sommige engelen gesteld waren over bepaalde landstreken of personen. In het N. T. worden de engelen beschouwd niet als heerschers doch als dienaren. Vooral wordt doo rPaulus te velde getrokken tegen de E. in den brief aan de Kolossenzen (2 : 18) (zie ELE-MENTEN). Daar doet Paulus uitkomen de ge-heel eenige plaats van Christus ver boven alle machten in het heelal, ook boven de engelen.Insgelijks wordt in den brief aan de Hebreërs de nadruk gelegd op de dienende taak van de engelen (Hebr. 1 : 14).
Meer terloops wordt de E. te keer gegaan in Handelingen en in de Openbaring van Johannes. Allengs is de eigen-lijke vereering der engelen in de Chr. kerk opge-komen. Nog Augustinus verwerpt haar. Maar de leer van de beschermengelen legde als vanzelf een band van eerbied en een betrekking van vereering tusschen den beschermde en zijn be-schermer. Bepaaldelijk de aartsengel Michaël werd als beschermengel der R. K. kerk be-schouwd. Volgens de R. K. opvatting geldt deze vereering niet den engelen op zich zelve, maar als boden en dienaren Gods, zoodat de hun be-wezen eer zich geheel in God uitstort. Volgens de Prot. opvatting komt zij de eer van God te naen verlaagt zij het gehalte van den godsdienst,omdat zij zich niet onmiddellijk tot God richt.Dit sluit echter het met piëteit aan de engelendenken niet uit. Zie AANBIDDING.