Empire-stijl - letterlijk de stijl, die in Frankrijk gedurende het keizerrijk van Napoleon I bloeide. Evenmin als de verschillende z.g. Lodewijkstijlen is echter de E.-st. aan dit tijdvak gebonden. De E.-st. is ontstaan uit de stelselmatige vereenvoudiging en rationaliseering van den Louis XVI-stijl, die zelf zijn basis vond in de klassicistische stroomingen, die gedurende de geheele 18e eeuw, naast de vrijere richting bleven voortwerken en omstreeks 1770 zegevierden. In Frankrijk is men gewoon fijne onderscheidingen te maken tusschen de uitingen der verschillende perioden, men spreekt dan ook van een stijl van het Directoire en van het Consulaat.
In de overrige landen, die onder den invloed van Frankrijk stonden zijn deze onderscheidingen niet te handhaven. Men ziet slechts het algemeene streven naar het koeler en zakelijker, z.g. antieke schema toenemen. Door den democratischen en later militairistischen toon werd op den duur deze richting nog scherper tegen de vroegere perioden afgeteekend. De leiding geeft, evenals reeds gedurende Louis XVI periode, de bouwkunst. Strenge symmetrie, aanvaarding van sobere Romeinsche en Grieksche ornamenten (meander, palmetfries e.d.) vormen de hoofdpunten van het programma, dat weldra ook tot de meubelkunst, het geheele intérieur en de kunstnijverheid werd uitgebreid en zijn parallel vond in de klassicistische schilderkunst van David en zijn school (zie FRANKRIJK, kunst). Wat het keizerrijk aan dit stelsel toevoegde bestaat voor een deel uit uiterlijke emblemen, als de N. en de „bijen” van het Napoleontisch hof en een zekere militaire houding, die er toe leidde, dat men meer dan vroeger symbolen als de lictorenstaven en bijlen, de arenden, zwaarden, kanonnen en vlaggen in het ornament opnam, soms geheele kamers als tenten behandelde of ook bedden zoo versierde. Dit is echter geenszins algemeene regel en werd niet blindelings toegepast op alle monumenten, die tot dezen stijl behooren. Men zocht veeleer de decoratie in overeenstemming te brengen met de bijzondere bedoeling der gebouwen en binnenhuizen (lier, lampen, krans, globe, dansende en zwevende geniën).
In tegenstelling met den op het empire volgenden z.g. Biedermeyer-stijl (stile Louis Philippe, stijl Willem I) bleef men echter in kostbaar materiaal werken en lette men nog steeds op de technische voortreffelijkheid van de uitvoering. Massief gepolitoerd mahoni en verguld brons voor de meubels blijft de algemeene mode. Van de groote architecten en decorateurs, die in Frankrijk vooraan stonden, behoeven hier slechts genoemd te worden: Percier en Fontaine. Van de meubelmakers dienen Jacob en zijne familie te worden vermeld, verder Alexandre, Ericourt, Desguerres, Lignereux. Onder de bronsciseleurs en gieters staat Thomire vooraan.
Schitterende voorbeelden van Empire-meubelen en -inrichting vindt men o.a. in het kasteel te Compiègne, zeer goede exemplaren van meubelen in het Paleis te Amsterdam, die voor Lodewijk Napoleon uit Parijs werden gestuurd; overblijfselen van empire-inrichting in het Paviljoen te Haarlem. Belangrijke wijzigingen onderging de empire-stijl bij zijn intrede in de andere Europeesche landen niet; in Engeland werden er spoedig Gotische elementen in verwerkt (zie ENGELAND kunst). De litteratuur is in Lehnert, Illustrierte Geschichte d. Kunstgewerbes, saamgesteld. Zie verder Richard Graul, Tafeln zur Geschichte der Möbelformen (Leipzig 1908) Empire und Biedermaierstil; H Havard, Le Meuble; Sluyterman. Binnenhuizen in Nederland