Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eller (elias),

betekenis & definitie

Eller (elias), - stichter der Ellersche of Ronsdorfer secte, geb. 1690 te Elberfeld, huwde 1712 eene rijke weduwe Volckhaus. Zij was eene dweepzieke vrouw, die samenkomsten hield, die ook bezocht werden door de twintigjarige Anna vom Büchel, die openbaringen had, de spoedige komst van het 1000 jarig rijk profeteerde en het nieuwe Jeruzalem aankondigde, waarvan Eller als Zions vader en zij als Zions moeder de stichters zouden zijn. Anna voorspelde nu een tweede komst van Christus in het vleesch, die op bovenatuurlijke wijze geboren zou worden uit haar als de met de zon bekleede vrouw(Openb. 12 : 1 enz.) Haar 1734 geboren zoon Benjamin werd nu als de Messias vereerd, maar stierf reeds een jaar daarna. Toch nam het aantal volgelingen steeds toe en Eller stichtte uit hen een kerk naar zijne apocalyptisch-chiliastische gevoelen met eigen geloofsbelijdenis.

Hun zedeleer week ver van de Christelijke af, wat vooral bij hunne liefdemaaltijden en in grof-zinnelijke genotzucht bleek. De overheid bemoeide er zich mee. Eller met zijne familie en vele aanhangers weken naar Ronsdorff (vandaar Rond. secte). Hier werd de pred. Schleiermachor, de grootvader v. d. later zoo beroemden theoloog, de leeraar der gemeente, die echter spoedig met haar brak. Eller maakto Ronsdorff tot een bloeiende fabrieks-plaats, maar 1760 overl. hij en de gemeente begon te vervallen en keerde 1768 in het verband der Geref. kerk terug. — Zie J. W. Knevel Entdecktes Geheimnis der Bosheit der Rondsdorffersekte; Frankf. u. Leipz. 1750; Rondsdorffischer Katechismus von Petrus Wülffing; Düsseldorf 1769.

< >