Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Elburg

betekenis & definitie

Elburg is een oud stadje, waarschijnlijk ontstaan als visschersplaats; het kreeg reeds stadrecht in 1233. Toen de Zuiderzee openkwam, werd het een vrij belangrijke handelsplaats, zelfs lid van de „Hanza”. Maar het kreeg tevens last van veelvuldige overstroomingen, hoewel niet zooveel als Harderwijk. Het heeft altijd nog eenig voorlanden ligt zelf tegen den Kamper-zeedijk, terwijl het door zijne wallen en kistingen kan beschermd worden.

Door het stadje loopt de Oostbeek of Huisbeek, wier monding de oude haven moet gevormd hebben. In de politieke geschiedenis heeft E. geen groote rol gespeeld; het is alleen veel genoemd in de Geldersche oorlogen en in den Patriottentijd. Tegenwoordig bestaat de plaats voornamelijk van visscherij met bokkingrookerij, wat industrie en wat landbouw en veeteelt. De bevolking der gemeente E., die aan de landzijde geheel door de gemeente Doornspijk omgeven is, bedroeg omstreeks 1860 bijna 2500, heden ± 3000 zielen; bijna allen Protestant. De Hervormde kerk is een Gotisch bouwwerk met stevigen vierkanten toren, die zijne spits in 1693 verloren heeft. Het stadhuis is aardig gebouwd en bevat vrij belangrijke archieven. Bezienswaardig is ook het rijke gesticht het Feithenhof. Het meestbekend is E. in de 19e eeuw geworden door het Instituut van Kinsbergen voor opvoeding en onderwijs, gesticht in 1806 in een aanzienlijk gebouw, vroeger aan het schippersgilde behoorend.

< >