Eilandenfiora’s - vertoonen bijna steeds een duidelijk verschil met die van de naastbijliggende vastelanden. In het bijzonder geldt dit voor de z.g. oceanische eilanden, ofschoon ook de continentale e. vaak typische afwijkingen vertoonen. Van het laatste geval is Groot-Brittannie en Ierland een fraai voorbeeld. Tot in den ijstijd zijn deze eilanden met de N. Fransche kust verbonden geweest.
De scheiding heeft plaats gehad in een tijd, toen een aantal van het O. komende postglaciale soorten nog niet tot in West-Frankrijk waren doorgedrongen. Het gevolg is, dat een deel van die planten thans in Gr. Britannië en Ierland ontbreken, b.v. Anemone ranunculoides, Corydalis cava, Genista germanica e. a. Een typisch voorbeeld van een oceanisch eiland is St. Helena, welks flora reeds lang de opmerkzaamheid van de plantengeografen heeft getrokken. De oorspronkelijke flora is er thans uitgestorven; wat men ervan weet berust op een collectie, die in het begin van de 19de eeuw door Burchell er gemaakt is en die thans in het herbarium te Kew wordt bewaard. Uit de verzameling blijkt, dat de flora er zeer arm was: men kent slechts 38 soorten van hoogere planten, die alle endemisch zijn, en 27 soorten van varens, waarvan er 12 endemisch zijn. Alle soorten vertoonen echter een verwantschap met den plantengroei van de omliggende continenten, in het bijzonder met die van Afrika, doch ook met die van Amerika. Op grond hiervan wordt aangenomen, dat de flora van decontinenten af is ingevoerd, maar het is aan den anderen kant niet gemakkelijk in te zien hoe het mogelijk is, dat zaden van planten over een zoo enormen afstand kunnen worden verspreid.
Tot dezelfde beschouwingen geeft de flora van de Makaronesische eilanden (Azoren, Madeira en de Canarische e.) aanleiding. Ook hier een sterk endemisme maar met een duidelijke verwantschap der soorten met die van Amerika, Afrika en Europa. Het is de flora (en in zekeren zin ook de fauna) van deze Atlantische eilanden, die aanleiding heeft gegeven tot de hypothese, dat ze de resten zouden zijn van een groot continent. Atlantis genaamd, dat zich van Afrika tot Amerika zou hebben uitgestrekt, en dat, op genoemde eilanden na thans weer door de zee overdekt zou zijn. Wat de eilanden thans aan planten en dieren vertoonen, zou grootendeels de flora en fauna van Atlantis zijn.
Biologische en geologische feiten maken echter de waarschijnlijkheid van deze hypothese niet groot. Aan den anderen kant mag echter niet ontkend worden, dat de groote overeenkomst in plantengroei tusschen Afrika en Z.-Amerika, welke overeenkomst door het voortgezette onderzoek der laatste 10 jaren steeds grooter blijkt te zijn, moeilijk anders dan door een oorspronkelijke landverbinding tusschen de twee continenten verklaard kan worden. Dezelfde eigenaardigheden en problemen doen zich voor ten aanzien van de flora van de eilanden in de Stille Zuidzee. Ook hier staan de meeningen tegenover elkaar van onderzoekers, die op grond van de plantenverspreiding een oorspronkelijk vasteland aannemen, en van hen, die sedert het ontstaan van de phanerogame flora geen belangrijke verschillen in de verdeeling van land en water willen erkennen.