Eger

betekenis & definitie

Eger - (Karl), geb. 1864, eerst predikant in Duitschland, sedert 1901 hoogleeraar, 1907 directeur van het Predigerseminar te Friedberg, daarna hoogleeraar in de Prakt. theologie te Halle. Hij schreef, in verband met zijn ambt, tal van werken op het gebied van de Praktische Godgeleerdheid, o.a. Evangelische Jugendlehre, 19071, 19122, Die Vorbildung zum Pfarramt in der Volkskirche, 1907, Taufe und Abendmahl im kirchlichen Unterricht der Gegenwart, 1911. Een deel daarvan gaf hij uit in de Studiën zur Praktischen Theologie, die sedert 1907 verschijnen onder redactie van hem, M. Schian en C. Clemen. Ook is hij medewerker van „Die Religion in Geschichte und Gegenwart.”