Dwarsligger - 1) (spoorwegbouw), de dwarsbalk, welke de spoorstaven verbindt en de op te nemen belasting overbrengt op den bodem. De houten dwarsliggers zijn hier te lande vrij algemeen gebruikt. Ze zijn voor normaalspoorwegen ongeveer 2.60 M. lang, 0.25 M. breed en 0.15 M. hoog en gewoonlijk van beslagen grenen-, larix-, eiken- of beukenhout, dat meestal een bederfwerende bewerking heeft ondergaan.
Houten dwarsliggers liggen om hun plat ondervlak vaster dan de ijzeren; ze zijn bovendien goedkooper; ijzeren daarentegen duurzamer en omdat ze van onderen niet vlak zijn, minder aan verschuiving onderhevig IJzeren dwarsligggers worden van Vloeiijzer vervaardigd.
Ze hebben meestal ongeveer den buiten omtrekvorm van de houten dwarsliggers, doch zijn van onderen open. Als zoodanig bestaan verschillende vormen; de fig. 1, 2, 3 en 4 geven daarvan eenige type.
Behalve de rechte ijzeren dwarsliggers staat nog de hier te lande wel toegepaste dwarsliggers volgens systeem-Post, die ongeveer den doorsneevorm van fig. 4 heeft, doch in het midden tusschen de spoorstaven ingedeukt is, zoodat daar met flauwe overgangen plaatselijk een smaller doch hooger profiel is verkregen, dat meer weerstand tegen doorbuiging biedt dan de in fig. 1 voorgestelde rechte ligger.
2) (waterb.), in den bruggenbouw gebruikt om balken of liggers aan te duiden, die dwars op de lengteas van de brug geplaatst zijn en aldus een verband vormen tusschen de hoofdli gers.