Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Duiven (orde der vogels)

betekenis & definitie

Duiven (orde der vogels) - Columbae, eene orde der Vogels, die zich uitsluitend voeden met zaden, welke zij in hun geheel doorslikken. De snavel is daarom zwak; de bovensnavel heeft een kromme spits, die over de punt van den ondersnavel heenslaat. De spleetvormige neusgaten liggen op het midden van den snavel en kunnen door een vliesje afgesloten worden. De forsche, meestal roodgekleurde voeten dragen stompe nagels en zijn kort, maar forsch gebouwd.

De vleugels en de staart zijn krachtig. De kleur der veeren is blauwgrijs of parelgrijs. De eenvoudige, zeer los gebouwde nesten vindt men in de boomen; de dieren leven streng monogaam; het legsel bestaat uit 2 eieren, die door het wijfje en den doffer beurtelings worden bebroed. In den broedtijd verdikt zich de krop zeer sterk en begint deze eene witte melkachtige stof af te scheiden, de z.g. duivenmelk, waarmede de jongen gevoed worden. De jonge dieren blijven lang in het nest en krijgen eerst langzaam veeren; den eersten tijd worden zij uitsluitend met duivenmelk gevoed; later wordt dit gemengd met zaden, die eerst in den krop der ouders geweekt worden.

Het zijn uitnemende en zeer snelle vliegers. De groote meerderheid der d. leeft in warme landen; in ons land komen slechts drie soorten voor: de kleine boschduif, de woudduif, en de tortelduif. Het meest van belang is de rotsduif, omdat van deze alle rassen onzer huisduiven afstammen. Van de elders levende vormen zijn vooral bekend de lachduif, de trekduif, de muskaatduif en de kroonduif.

< >