Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Ducerceau

betekenis & definitie

Ducerceau - (Du Cerceau), familie van Fransche bouwmeesters uit de 16e en 17e eeuw. De meeste gebouwen, die door deze architectenfamilie ontworpen zijn, bestaan niet meer, maar haar talrijke publicaties van gebouwen in reproducties oefende een grooten invloed op andere bouwmeesters uit. In de eerste plaats noemen we den stamvader Jacques I Androuet Du Cerceau (c. 1510 tot na 1584), die na een reis naar Italië (1531—1533), waar hij veel naar de klassieke overblijfselen tekende (veertien van die teekeningen bevinden zich in de Hofbibliotheek te München) en een verblijf te Parijs, zich te Orléans vestigde en een serie plaatwerken uitgaf, waarin vooral gebouwen, maar ook wel kunstvoorwerpen afgebeeld zijn. Het bekendste zijn de twee deelen „Plus excellents Bastiments de France” (1576—1579); de andere boeken geven vooral antieke gebouwen, grotesken en Italiaansche schilderstukken uit den renaissancetijd weer. — Drie van de vier zonen van D. J. I zetten het bedrijf van hun vader voort. — Baptiste (c. 1544 — 1590) was de beste architect van de koningen Hendrik III en IV; van zijn werk is slechts de Pont-neuf te Parijs bewaard. — Jacques II (c. 1550—1614) bouwde ook vele sloten en paleizen, waarvan echter alleen het Hôtel de Mayence in de Rue St.

Antoine te Parijs nog bestaat. — Charles (overl. 1606) bouwde in Châtellerault de groote brug en het Hôtel Sully, beide nog in wezen. — Een zoon van Baptiste, Jean I, schiep o. a. het nog bestaande Hôtel Sully in de Rue St. Antoine te Parijs. — Litteratuur: Thieme-Becker’s Allg. Lexik. d. bild. Künstler X.

< >