Dryden (John), Eng. dichter, 1631—1700, geb. in het graafschap Northampton, studeerde te Cambridge, sloot zich in den burgeroorlog bij de parlementairen aan, en trok als dichter het eerst de aandacht met zijn Heroic stanzas (1856), waarin hij Cromwell verheerlijkte; zoodra echter het huis Stuart op den Engelschen troon was teruggekeerd, voegde hij zich bij de royalisten en heette genoemd huis in het gedicht Astraea redux (1660) welkom; hij begon nu vooral als tooneeldichter op te treden; met Davenant en anderen zocht hij den Franschen smaak ingang te doen vinden; zijn richting vond echter heftige bestrijding. De tooneelstukken van D. zijn voortbrengselen van een fijn berekenend verstand zonder dieper dichterlijk leven; zijn blijspelen geven de loszinnige levensopvatting zijns tijds op het zuiverst weer. Van zijn tooneelstukken zijn het meest bekend: The Indian Queen, Amboyna (1673); Tyrannic Love (1669); Almanzar and Almahide (1670); AU for Love (1678); The Spanish Friar (1681). Ook zijn andere dichtwerken munten minder uit door rijkdom aan fantasie en diepte van gevoel dan door ongewone technische vaardigheid, als b.v. het geschiedk. gedicht Annus mirabilis (1666).
Na Davenant’s dood in 1668 tot hofdichter benoemd, kwam hij in nauwer betrekking tot het hof, welks gunst hij door de tegen de Whigs gerichte satire Absalom and Achitophel (1681) en door het nog hatelijker gedicht The medal zocht te behouden. Het leerdicht Religio laici (1681 en 1684) verdedigt op een niet door persoonlijke overtuiging geïnspireerde wijze den Engelschen staatsgodsdienst tegen het papisme en het non-conformisme. Onder Jacobus II tot het Katholicisme overgegaan, schreef hij in dezen geest het allegorisch gedicht: The hind and the panther (1687). Na onttroning van Jacobus verloor hij zijn post en geraakte in moeilijkheden van allerlei aard; dit laatste tijdperk, waarin hij zijn metrische overzetting van Vergilius voltooide en zijn ode op den Ceciliadag, Alexander's feast (1697, door Handel op muziek gezet), alsmede zijn Falles (1700) schreef, bracht intusschen het meest bij tot zijn letterkundigen roem. Op het gebied der kritiek maakte hij zich verdienstelijk door een reeks verhandelingen, de kritische voorreden van zijn tooneelstukken, en door zijn Essay on dramatic poesy (nieuwe uitgave van T. Arnold, 1889.) Hij werd in de Westminster-abdij begraven. Zijn werken werden herhaaldelijk uitgegeven.