Drukhoogte - Onder d. verstaat men de hoogte van een vloeistofkolom, die op een bepaalde plaats, bij normale temp. denzelfden druk uitoefent, als ter plaatse heerscht. Voor technische doeleinden wordt meestal als vloeistof water of kwik gebruikt. Een waterkolom van 10.33 M. bij 0°C en gemeten op het niveau der zee komt overeen met een druk van 1 atmosfeer.
Op een oppervlak van 1 c.M.2 geeft deze kolom water een druk van 1 C33 K.G. Dezelfde druk geeft een kwikkolom van 76 c.M. Zie BAROMETER. In de techniek wordt echter meestal als eenheid gebruik gemaakt van een z g. metrische atmosfeer of wel 1 K.G. p. c.M.2 — Plaatst men op een leiding, waarin een druk p heerscht, een open buis, die in gemeenschap staat met de buitenlucht of met een ruimte, waarin een druk p° heerscht en stijgt de vloeistof over een hoogte h in die buis gemeten vanaf het midden der leiding, dan is de overdruk = p — p° en de daarmede overeenkomende vloeistof kolom h,= p—p° de overdrukhoogte. Zie ZUIGen DRUKHOOGTE BIJ POMPEN.