Drawida’s - naam der bevolking van het grootste gedeelte van Dekhan. In ruimeren zin zijn zij te onderscheiden in den Munda- of Kolh-stam, ook Windhya-volken genoemd en den eigenlijken Drawida-stam. De Munda-stam omvat eenige volkeren met donkere huidkleur, die op het hoogland en de gebergten van N.-Indië wonen. Waarschijnlijk vormen zij een ouderen tak van het ras, waaruit later de Drawida’s in engeren zin voortkwamen.
Tot hen rekent men de Kolh’s op het hoogland van Chota-Nagpur, waartoe ook de Santhal’s behooren; de Bhila’s op de hoogten aan de Tapti-rivier, de Nerbudda en Mahi; de Mera’s in de streek van Ajmir enz. Tot de Drawida’s in engeren zin behooren: de Tamulen in Karnatik en op N.- en N.W.-Ceylon: de Telinga’s of Telugu’s, van Palica tot Gañjam, de Kanareezen in Mysore en Kanara, de Malabaren of Malayala’s aan de kust van Malabar van Mangalore tot Triwanderam, de Gonda’s in Gondwana, enz. De Drawidische talen vormen een zelfstandige, van het Indogermaansch afwijkende taalfamilie. Vijf Drawidische talen hebben een eigenaardig alphabet, hoewel van Indischen oorsprong en een min of meer oude literatuur, die echter meest uit vertalingen bestaat. Deze talen, die door 43 millioen menschen gesproken worden, zijn: het Tamil of Malabaarsch, het Telugu of Telinga in midden-Dekhan, het Kanareesch in Karnatik en Mysore, het Tulu, in en om Mangalore, en het Malayalam, ten Zuiden daarvan. Verder behooren tot de Drawida-talen de beschaafde taal der Kurg of Kudagu, die echter geen literatuur bezit, en de onbeschaafde talen der Toda’s, Badaga’s en Kota’s in Nilagiri, der Oraon’s in het gebergte van Chota Nagpur, der Khand’s in de O. Ghats, der Gond’s in het Windhyagebergte enz. De Tamulen vormen den meest ontwikkelden en edelsten tak der Drawida’s. Zij zijn onder den naam Kling’s of Kalinga’s ook in de zeesteden van Achter-Indië en Ned.-Indië bekend.
In Britsch-Indië bedraagt hun aantal ongeveer 16 millioen. Zij zijn meestal beneden gemiddelde grootte, van donkere huidkleur, met aangename, doch een weinig grove trekken, zacht, krullend haar en groote, donkere oogen. Hun taal heeft een eigen, uit het Indisch alphabet afgeleid schrift, een rijke literatuur en behoort tot de vroegst ontwikkelde Drawidatalen. Hun litteratuur reikt tot de 10e eeuw terug. Proeven van Tamulische gedichten, metrisch vertaald, gaf Caldwell (Specimens of Tamil Poetry in Ind. Antiquary, 1872). De Tamulen zijn meest den Brahmaanschen godsdienst toegedaan.