Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dordsche synode

betekenis & definitie

Dordsche synode. - De theol. twisten tusschen de Remonstranten (Arminianen) en Contraremonstranten hadden langzamerhand ook een politiek karakter aangenomen. Aan de zijde der eersten stonden leiders der republikeinsche partij, Oldenbarnevelt, Hugo de Groot en Rombout Hoogerbeets, terwijl Prins Maurits zich aan den kant der laatsten begaf. In Aug. 1618 verleenden de Generale Staten, buiten voorkennis van de leden uit Holland, hem de macht om de verwarde toestanden „tot rust en welvaart van den lande” te regelen „naar eigen inzicht en zooals hij zou vinden te behooren”. Oldenbarnevelt en de beide anderen werden 28 Aug. gevangen genomen.

Intusschen was 16 Aug., hoewel tegen den zin van de leden uit Holland, door de Staten-Generaal een nationale synode uitgeschreven, zoodat hiermede een einde gemaakt was aan de reeds lang hangende kwestie, of en op welke wijze de kerkelijke twisten zouden worden bijgelegd. Deze nat. synode werd samengeroepen te Dordrecht, welke stad gekozen was op haar veilige ligging en wegens de rechtzinnigheid van hare overheid en bevolking. Zij werd gehouden van 13 Nov. 1618 tot 9 Mei 1619.

In den zomer en den herfst te voren hadden de gewestelijke synoden hare afgevaardigden benoemd. Behalve een drietal uit het Sticht waren onder hen geen Remonstranten. Zij telden te samen 37 predikanten en 19 ouderlingen. Verder had de regeering vijf hoogleeraren en 18 commissarissen-politiek met hun secretaris, prof. Heynsius, aangewezen. Ook hadden de StatenGen. de Gerei Kerken in het buitenland uitgenoodigd zich te laten vertegenwoordigen. Als buitenlandsche leden waren bij de opening 25 godgeleerden tegenwoordig uit Engeland, de Pfalz, Hessen, Genève, Zwitserland, Bremen en Emden. Later kwamen er nog enkelen bij, terwijl eenige genoodigden afwezig bleven.

In de Kloveniersdoelen werd de eerste zitting geopend uit naam der Staten-Gen. door den raadsheer Martinus Gregorii uit Gelderland. Aan deze opening waren godsdienstoefeningen voorafgegaan in twee kerken, de eene geleid door Balthasar Lydius, pred. te Dordrecht, de andere door den Waalschen predikant Jeremias de Pours uit Middelburg. In de tweede ztting werden gekozen tot president Joh. Bogerman, pred. te Leeuwarden, tot assessoren Jac. Rolandus en Herm. Faukelius, predikanten te Amsterdam en te Middelburg, tot scriba Festus Hommius en Sebast. Damman, predikanten te Leiden en en te Zutfen. — In de 4de zitting werd besloten eenige bekende Remonstranten, n.l. de Leidsche hoogl. Sim. Episcopius en 12 predikanten te citeeren om binnen 14 dagen voor de Synode te verschijnen.

Epicopius was wel door de Staten van Holland afgevaardigd met Polyander, maar de commissaris-politiek en de leiders der Synode lieten hem niet toe onder de leden, maar plaatsten hem als Remonstrant dadelijk onder de beschuldigden. Den 6 Dec. verschenen de beschuldigden voor de Synode. Den volgenden dag, nadat in hunne tegenwoordigheid de leden den eed hadden afgelegd, maar de beide Utrechtsche predikant-leden zulks weigerden, waarna zij zich bij de geciteerden voegden, overhandigde Epicopius aan de buitenlandsche theologen een uitvoerige apologie zijner leer en hield hij eene belangrijke rede, waarin hij uiteenzette, dat de Remonstranten hunne tegenpartij niet als rechters konden erkennen en zich evenmin konden onderwerpen aan het oordeel der Synode als de Protestanten dit hadden kunnen doen aan de besluiten van het Concilie van Trente. De gedaagden verlangden geen genade, maar recht, en zoo ontstond er tusschen hen en hunne rechters, die hun geen vrij debat wilden toestaan, een redetwist, die negen zittingen duurde, en om alle dispuut onmogelijk te maken, gelastte de Synode de beschuldigden hun verdediging schriftelijk in te leveren en alleen mondeling te antwoorden op bepaalde vragen, die hun gedaan zouden worden. Toen dezen 14 Jan. 1619 met kracht het recht van vrije verdediging eischten, sloot de voorzitter hen in heftigen toorn buiten de vergadering. Zijn geduld, waarvan de Remonstranten inderdaad zeer veel geëischt hadden, was ten einde. De Synode begon nu met het onderzoek van de leeringen der Remonstranten en de weerlegging daarvan. Zoo kwamen de Canones tot stand, waarin het algemeen gevoelen der Synode over de betwiste leerstukken werd samengevat.

Deze arbeid duurde tot 23 April. Daarna hield de Synode zich bezig met het nazien en de bekrachtiging van de Confessie en den Catechismus. Op deze wijze werden de drie formulieren van eenigheid der Geref. Kerken hier te lande vastgesteld, n.l. de Nederl. Confessie, de Heidelbergsche Catechismus en de Dordsche Canones. Onmiddellijk na de vaststelling der Dordsche leerregelen werd het vonnis over de geciteerde Remonstranten, waarvan het ontwerp door Bogerman den 24 April was ingediend, door de groote meerderheid aangenomen. Zij werden allen afgezet, terwijl aan de Provinciale synoden de zorg werd opgedragen voor het vonnissen van de overige Remonstranten. Nadat de Synode 9 Mei 1619 onder plechtige toespraken en gebed was gesloten, werd een maaltijd gehouden, aangeboden aan 130 personen, die f 1219 en 18 stuivers gekost heeft, welke, gelijk alle kosten der Synode, die ongeveer drie tonnen gouds bedroegen, door de Staten-Generaal werd betaald.

Behalve de kwestie betreffende de Remonstranten zijn op de Synode ook nog enkele andere zaken behandeld: er werd n.l. beraadslaagd over eene nieuwe vertaling des bijbels uit den grondtext; de regels daarbij in acht te nemen werden in hoofdzaak vastgesteld, on vertalers en revisoren benoemd. Verder werd een regeling van het catechetisch onderwijs behandeld en de leerstof daarvoor; de studie en voorbereiding voor de evangeliebediening, de boekencensuur en andere dingen werden geregeld; ook werd de Dordsche kerkenordening vastgesteld. Een geschil tusschen de Fransche hoogleerarenJoh. Maccovius en Sibr. Lubbertus werd bijgelegd, terwijl de Leidsche hoogleeraar Conr. Vorstius wegens tal van onrechtzinnige leeringen werd afgezet en onwaardig gekeurd eenig ambt aan de hoogeschool en in de kerk te bekleeden.

De Dordsche Synode was de laatste nationale synode, die hier gehouden is. Hoewel velen in de kerk herhaaldelijk verlangden, dat men weer zou worden opgeroepen tot een dergelijke kerkvergadering, heeft de politieke overheid zulks altijd tegengehouden. Zie over deze Synode: Acta synodi nationalis, Dordr. 1620 (in ’t Latijn; Nederl. vertaling Dordr. 1621); Acta et Scripta Synodalia Dordr. Ministrorum Remonstrantium, 1620; Ed. Poppius, Aanteykeningen Ofte Historisch Verhaal, etc., Amst. 1649; B. Glasius, Gesch. der Nat. Syn. in 1618 en 1619 gehouden te Dordrecht.

Leiden, 1860, 61, 2 dln.; C. M. van der Kemp, Gesch. der Nat. Syn. in 1618 en 1619, gehouden te Dordrecht, Rott. 1860, 61,3 st. (tegen het werk van Glasius); Gamma der Vinen, Bloemlezing. Geschiedkundige minder algemeen bekende bijzonderheden, betrekkelijk de nat. Synode te Dordrecht enz., Gron. 1835; L. H. Wagenaar, Van Strijd en Overwinning. De groote Synode van 1618 op '19, en wat aan haar voorafging, Utr. (1909); H. H. Kuyper, De Post-Acta of Nahandelingen van de Nat. Syn. van Dordrecht, in 1618 en 1619 gehouden, Amst. (1899); H. Edema van der Tuuk, Johannes Bogerman, Gron. 1868.

< >