Doornik - Fr. Tournai, stad in de Belgische prov. Henegouwen, aan beide oevers van de Schelde aan de spoorlijnen Kortrijk-D. — Valenciennes en Rijssel — D. —Bergen; 37.000 inw. De stad heeft fraaie straten en kaden, en is de voornaamste van geheel Henegouwen, tevens een der oudste plaatsen van België, zetel der oude Merovingische koningen.
Zij bezit vele fraaie bouwwerken; de kerk Notre-Dame, aan den linker Schelde-oever, is met hare vijf torens eene der schoonste voorbeelden van Romaanschen stijl; zij is van de 11de tot de 13de eeuw gebouwd, en bevat schilderijen van Jordaens, e. a., benevens eenige marmergroepen van Dufresnoy en glasschilderwerk uit den nieuwen tijd van Capronnier. Verder zijn nog belangrijk: de kerken St. Quentin en St. Brice, deze laatste met het graf van Chilperik, Merovingisch koning der Franken (overl. 480), de Lakenhal en de Belfroi. Deze laatste staat dicht bij de kathedraal Notre-Dame en is een statige, in 1188 gebouwde toren, die in 1874 geheel gerestaureerd werd. Op de Groote Markt staat het bronzen standbeeld van Christine de Lalaing, prinses d’Espinoy, die de stad in 1581 tegen Parma verdedigde; het standbeeld werd in 1863 onthuld. Hun hoofdbestaan vinden de inwoners in de leerlooierij en in weverij (Doorniksche of Brusselsche tapijten). Dit laatste is meest huisindustrie. D., het Tornacum of Civitas Nerviorum der Romeinen, in de 5de en 6de eeuw zetel der Merovingers, behoorde in de 10e eeuw tot het graafschap Vlaanderen; in 1056 kwam het aan Boudewijn I van Henegouwen; in den oorlog tegen Maria van Bourgondië vermeesterde Lodewijk XI in 1477 de stad; bij den vrede van Kamerijk in 1529 werd D. met het omliggend land, Tournesis, aan Karel V afgestaan. In 1667 viel zij, na langdurige belegering, Lodewijk XIV in handen, die haar geheel liet veranderen en haar een modern voorkomen schonk, terwijl hare vestingwerken door Vauban werden uitgebreid. Zij werd in 1709 door de verbondenen onder Marlborough bezet en werd in 1713 bij den afstand der Spaansche Nederlanden aan Oostenrijk bij de Oostenrijksche Nederlanden gevoegd en als een der in het barrière-tractaat begrepen plaatsen door de Nederlanders bezet. Onder Lodewijk XV werd zij in 1745 weer door de Franschen genomen, die haar nu tot aan den vrede van Aken in 1748 bezet hielden; na de opheffing van het barrière-tractaat in 1781 werden de vestingwerken geslecht; de wallen dienen nu als promenaden.