Doodskopvlinder - Acherontia atropos, behoort tot de Pijlstaarten. Hij is onze grootste inlandsche vlinder; vlucht tot 134 m.M., van forschen bouw en met dik achterlijf. Voorvleugels zwartbruin met onregelmatige lichtere plekken; achtervleugels okergeel met 2 zwarte dwarsbanden. Op den rug van het borststuk een op een doodskop gelijkende figuur.
De rups — groen met gele voorste en achterste ringen en met 7 schuine, blauwe, van onderen zwart afgezette strepen aan de zijden — leeft op aardappelplanten. De vlinder kan een piepend of knarsend geluid voortbrengen door lucht door den zuiger te stooten, die twee „stembanden” aan den wortel van den zuiger in trilling brengen. Eigenlijk is de D. niet inheemsch; de poppen kunnen de winterkou gewoonlijk niet verdragen; of, zoo dit al door gunstige omstandigheden toch geschiedt, dan zijn de uit deze komende wijfjes onvruchtbaar. De in ons land levende vlinders zijn derhalve uit warmere, meer Zuidelijke streken afkomstig.