Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Doodengericht

betekenis & definitie

Doodengericht onderstelt een dubbele woonplaats der dooden: een plaats van geluk en een van ellende. Bij somm. natuurvolken hangt het ingaan in het verblijf der gezaligden af van het hebben van bep. uitwendige kenmerken: van een eig. d. is dan geen sprake, alleen van een onderzoek of dat kenmerk aanwezig is. Bij volken, waar de mysteriën een groote rol spelen, als de Grieken, is wel sprake van doodenrichters, maar beslissend is daar doorgaans of men in do zaligmakende mysteriën is ingewijd. Weer elders, als in Indië (Boeddhisme, Hindoeisme) is de gerichtsgedachte vastgekoppeld aan de reïncarnatie-voorstelling.

Een werkelijk d. vinden we in Egypte. Het dateert daar stellig van vóór 1500 v. Chr. Het knoopt aan aan de Osiris-mythe. Osiris werd n.l. door Seth aangeklaagd, maar door de góden vrijgesproken. Elke doode is een Osiris vlgs. Eg. voorstelling, en maakt de lotgevallen van den god door, óók de aanklacht en de vrijspraak, om in het rijk van Osiris, den beheerscher der dooden, te worden opgenomen. Hier treedt een zedelijk moment op: niet de machtige en voorname, maar de rechtvaardige leeft met Osiris. De voorstelling van dit beroemde d. vinden we in het 125e hoofdstuk van het Egypt.

Doodenboek (Zie plaat Hiëroglyphen). In een groote zaal troont Osiris; vóór hem staat een weegschaal, waarbij een nonster, dat van voren een krokodil, in het midden een leeuw, en van achteren een nijlpaard is. Boven zitten 42 rechters. Op de weegschaal ligt aan de eene zijde het hart van den doode om gewogen te worden. Op de andere zijde staat een struisveer, het teelten der „waarheid”. Naast de weegschaal staat de god Thot met een schrijfstift om op te teekenen. De doode wordt de zaal binnengeleid, wordt door de godin der waarheid ontvangen, de góden Horus en Anubis onderzoeken of zijn hart lichter is dan de „waarheid”, en Thot noteert het resultaat. Dan legt de doode zijn belijdenis af, gewoonl. de „negatieve belijdenis” genoemd, waarin hij tegenover zijn 42 rechters betuigt niet te hebben geroofd, gemoord, gestolen, bedrogen, ontucht gepleegd, gelasterd, enz.

Ingeval de doode het onderzoek niet doorstaat, wordt hij door ’t monster opgegeten, of door de rechters gedood, enz. — Alhoewel deze geheele voorstelling op zedelijke basis schijnt te rusten, is de ethische beteekenis ervan in de Eg. religie weinig te bespeuren: de „negatieve belijdenis” dient als magische formule, en ’t komt er alleen op aan deze woorden goed te reciteeren. Ondanks dit tafereel kan men niet zeggen, dat de gerichtsgedachte een integreerend deel van de z.g. religie is. — Geheel anders staat het met het Parsisme, den Islam, het latere Jodendom en het Christendom. In deze religies heeft de gerichtsgedachte een zeer groote beteekenis. In het Parsisme is sprake van de Sjinvat-brug, waaroverheen de rechtvaardige doode naar het paradijs wordt geleid, terwijl de goddeloozen, voor wie de brug zoo smal is als een scheermes, er afvallen in de hel. Het Mohammedanisme ontleent ook in dit opzicht veel aan het latere Jodendom en het Christendom. Alle dooden worden in het graf door twee engelen onderzocht, en in goeden en kwaden gescheiden. Bovendien kent de Islam nog een specialen oordeelsdag, waarbij de werken der menschen in een weegschaal worden gewogen. Daarop moeten allen gaan over de brug Sirat, waarbij eveneens de boozen in de hel vallen. — Wat Israël betreft, heeft reeds de oordeelsprediking der profeten niet zelden eschatologische kleur, en ging later gemakkelijk over in voorstellingen betreffende een oordeel hiernamaals, nadat de gedachte aan een opstanding der dooden ook bij de Joden ingang vond.

Vooral in de apocalyptische en apocriefe litteratuur spreekt die voorstelling zich uit, en reeds in Daniël 12 begint ze zich te vormen. In Israël verbindt deze gedachte zich nauw met Messias-verwachtingen, en het is waarsch., dat daarbij Parsistische invloeden hebben ingewerkt. Het schijnt inderdaad, dat de parsist. religie het eerst en het scherpst de vergeldingsgedachte in den vorm van een d. ontwikkelde, en wel in tweeërlei vorm: een oordeel onmiddellijk na den dood en daarnaast de verwachting van een door Ahoeramazdah geleid algemeen wereld, gericht, voorstellingen, die beide in het Christendom ingang vonden, mèt de parsist. voorstelling van een wereldbrand en wereldvernieuwing. Zoowel in Islam en Jodendom als Christendom werd de vergeldingsgedachte in dezen vorm weldra centraal, en van zeer groote beteekenis voor het religieuze leven. Immers als einddoel van alle leven en streven komt nu te staan: het doorstaan van het goddelijk gericht.

Men is op aarde om rijp te worden voor dat schrikkelijk oogenblik. Religie en moraal worden daardoor op het allernauwste verbonden. De geheele wereldgeschiedenis wordt eene innerlijke eenheid, beheerscht door de vergeldingsgedachte: het doen en laten van den enkeling beslist over zijn eeuwig lot. Alleen het Christendom heeft zich er boven kunnen verheffen door de prediking van den God-Vader, die Zijne kinderen zalig wil maken, waardoor de vergeldingsgedachte werd teruggedrongen en aan den negatieven kant gesteld: wie het heil verwerpt, komt in het oordeel om.

< >