Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Donders (franciscus cornelis)

betekenis & definitie

Donders (Franciscus Cornelis), Nederl. oogarts en physioloog. Geb. in 1818 te Tilburg, studeerde D. van 1835—1840 geneeskunde te Utrecht. Hij werd militair-arts, eerst te Vlissingen, later in den Haag, promoveerde in Leiden op eene Dissertatio sistcns observationes anatomico-pathologicas 'de centro-nervoso. D. werd eerst lector in anatomie en physiologie, in 1848 buitengewoon hoogleeraar in Utrecht, waar ter wille van hem een nieuwe leerstoel werd gevestigd.

Hij aanvaardde dit ambt met eene rede Over de harmonie van het dierlijke leven, de openbaring van wetten. Zijn onderzoekingen op het gebied van anatomie en physiologie gaf hij in hoofdzaak uit in de door hem in samenwerking met Van Deen en Moleschott uitgegeven Holländische Beiträge zu den anatomischen und physiologischen Wissenschaften. Spoedig wendde hij zich naar de oogheelkunde; reeds in 1846 verscheen zijn werk De bewegingen van het menschelijk oog. In 1845 begon hij de uitgave van „Het Nederlandsch lancet”, waarin in de volgende jaren een zeer groot aantal studiën van zijn hand verschenen. In 1852 werd D. gewoon hoogleeraar en legde zich nu bijna uitsluitend op de oogheelkunde toe, wat mogelijk was, omdat de anatomie en de physiologie door Schroeder van der Kolk waren overgenomen. Tot 1862 oefende D. ook de oogheelkundige praktijk uit, die daarvóór als bijvak door de chirurgen was uitgeoefend. In 1858 ontstond uit vrijwillige bijdragen het Gasthuis voor ooglijders. Hier heeft D. een groot aantal leerlingen, uit binnen- en buitenland, om zich verzameld en zijne oogheelkundige colleges gegeven, die hem een der grondleggers van de nieuwere oogheelkunde hebben doen worden.

Niettegenstaande dezen drukken werkkring vond D. nog tijd voor menigvuldige publicaties op oogheelkundig en physiologisch gebied. Sedert 1855 was hij mederedacteur van Graefe’s Archiv für Ophthalmologie. In 1862 werd D., na den dood van Schroeder van der Kolk, hoogleeraar in de physiologie; in 1866 kon bij het, thans nog bestaande, Physiologische laboratorium openen. Een groot aantal onderzoekingen, over stem, spraak, hartswerking, snelheid van psychische processen, enz. zagen als vrucht van het werk in dit laboratorium het licht. Hij redigeerde een drietal reeksen van de „Onderzoekingen gedaan in het Physiologisch laboratorium der Utrechtsche hoogeschool”.

Het werk van D., dat de meeste verbreiding, vertaling in Fransch, Duitsch, Italiaansch heeft genoten, is het in 1864 door de New-Sydenham Society uitgegeven werk The anomalies of refraction and accomodation. Ter gelegenheid van zijn 70en verjaardag werd hem een fonds aangeboden voor de oprichting van een „Dondersstichting”. Uit dit fonds worden toelagen gegeven voor wetenschappelijke reizen van jonge, veelbelovende onderzoekers. D. overleed in 1889 te Utrecht. Het plan bestond in 1918, ter gelegenheid van de viering van den 100en geboortedag van dezen eminenten geleerde, in Utrecht een, door Dupuis ontworpen, standbeeld te plaatsen, welk plan echter wegens de tijdsomstandigheden nog niet tot uitvoering kon komen.

< >