Distomatose - of leverbotziekte, de ziekte, welke wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een meer of minder groot aantal leverbotjes in de lever en meer speciaal in de galgangen. De leverbotjes kunnen zijn de groote, Distomum hepaticum of Fasciola hepatica, en ook de kleine, Distomum laceolatum, Fasciola lanceolata of ook Dicrocoelum lanceolatum genoemd. Beide behooren tot de Trematodes of zuigwor men en zijn langwerpig, bladvormig; de groote is 2 a 3 c.M. lang en 1/₂tot 1 c.M. breed, de korte 3/₄, c.M. lang en 1/4c.M. breed. De groote worden hier te lande verreweg het meest gevonden.
Distomatose komt zeer veel voor bij schapen, de meeste jaren veel minder bij runderen en geiten, en slechts bij uitzondering bij andere dieren. Van schapen, welke aan distomatose lijden, zegt men in den regel, dat ze ongans zijn. De distomatose is reeds lang bekend en werd reeds in de 16de en 17de eeuw beschreven. Ze wordt waargenomen in heel Europa en veel streken daarbuiten, maar steeds het meest op vochtige plaatsen. Dit staat in verband met de ontwikkeling der distomen. De eitjes van lever botten kunnen hun kiemvermogen lang behouden. Bij voldoende vochtigheid en warmte komt de kiem, welke zich daarin bevindt, echter zoover tot ontwikkeling, dat hij als larve vrij komt. Om van larve zoover te komen, dat het jonge wormpje, als het door een schaap of rund met het voedsel of drinkwater wordt opgenomen in de lever kan komen en zich daar ontwikkelen tot werkelijke leverbot, moet het eenige tusschenvormen doorloopen.
Een paar hiervan kunnen ook vrij in het water leven, de andere in slakken of aan gras, maar voor alle is vocht en warmte noodig. Hierdoor laat zich verklaren, waarom na echte regenzomers de leverbotziekte of distomatose in zoo sterke mate heerscht onder de runderen maar vooral onder de schapen. De verschijnselen bij dieren, lijdende aan distomatose, zijn verschillend naar gelang van het aantal parasieten, dat zich in de lever bevindt, en bestaan in hoofdzaak in digestiestoornissen, vermagering en waterzucht. Het is niet altijd gemakkelijk met zekerheid te zeggen of distomatose de oorzaak is van de vermagering en de waterzucht, vooral indien het slechts een enkel dier betreft. Meestal en vooral indien het Distomum hepaticum is, kan men met behulp van een microscoop de eitjes van de leverbotten in de ontlasting van het dier aantoonen.
De geneeskundige behandeling heeft tot voor korten tijd niet veel resultaten gegeven; zij bestond in hoofdzaak in pogingen om het weerstandsvermogen der dieren te vergrooten en de digestie te verbeteren, maar men heeft toch ook wel getracht de parasieten te dooden. Dit laatste heeft men sinds enkele jaren van Fransche zijde beproefd met Extractum filicis; vooral Moussu heeft in dit opzicht veel proeven genomen en bij het schaap met vrij gunstige resultaten; bij het rund echter niet. Van even groot belang als de geneeskundige behandeling is zeer zeker de voorbehoedende. Deze zal daarin kunnen bestaan, dat men de ontwikkeling der jonge wormpjes zooveel mogelijk verhindert. Dit kan men door te zorgen, in de eerste plaats voor een goede afwatering van het weiland, zoodat er geen lage plaatsen in zijn, waar bij langdurig regenachtig weer het water in blijft staan, in de tweede plaats voor het zuiver houden der slooten, zoodat daarin of langs de kanten geen waterplanten groeien en ten slotte voor een flinke kalkbemesting, want daar kunnen de jonge wormpjes niet goed tegen.