Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dioscuri

betekenis & definitie

Dioscuri, - d. i. de zonen van Zeus, Castor en Polydeuces (Pollux), zonen van Leda en broeders van Helena en Clytaemnestra, geboren te Amyclae. Zij worden gehouden df voor zonen van Tyndareus, vandaar Tyndariden geheeten, óf van Zeus, die volgens een latere sage in de gedaante van een zwaan hen verwekte. Volgens Homerus zijn zij reeds voor den Trojaanschen oorlog van de aarde verdwenen; „doch ook in de onderwereld zijn zij door Zeus met eere gekroond en leven om den anderen dag en sterven opnieuw; doch eere genieten zij even als de góden.” Het waren twee jeugdige helden, van welke C. als paardentemmer, P. als vuistvechter uitmuntte. Zij werden later voornl. in Laconië vereerd, doch oorspr. bij alle Gr.

Het zijn de ridderlijke, bijna altijd te paard verschijnende, helpers in allen nood, met name in den slag en op zee, vd. als tweelingen beschouwd. Zij huwen de Leucippiden, Phoebe en Hilaïra, strijden een zwaren strijd met de Messenische Aphariden, Idas en Lynceus, waarin C. valt en P. Lynceus verslaat. P. smeekt daarop Zeus zijn broeder weer levend te maken en leeft sedert beurtelings met hem op den Olympus en in de onderwereld. Zij namen deel aan de Calydonische jacht en vooral aan den Argonautentocht, waarop P. den Bebryciër Amycus in een vuistgevecht overwon en doodde. Zij bereden schimmels en waren zelven paardentemmers (vgl. o. a. het beeld op den Mte Cavallo te Rome), zij verschenen als „redders” (zoo dikwijls hun bijnaam) in de slagen van Sagra en aan het meer Regillus, ook den zeelieden verschenen zij in de eerste sterren, die zichtbaar werden in den stormnacht, eindelijk ook in ziekten. Zij werden voornl. in Laconië vereerd, in Messenië, Attica, Thebe, Italië, vooral, ook in de Gr. steden van Z.-Italië, vw. de dienst naar Midden-Italië kwam en aldus door de Rom. werd overgenomen: reeds 27 Jan. 484 v. C. is hun een tempel binnen het pomoerium gewijd.

De D., Castor en Pollux, of, daar de laatste op den achtergrond trad, de Castores waren de beschermheeren der ridderschap. Ook het Christendom heeft de D. niet verdrongen, die nu nog gedeeltelijk voortleven in de apostelen Johannes en Philippus, evenals in Cosmas en Damianus. — Het godenpaar komt reeds op zwartfigurige vazen (zie KERAMIEK, Gr. en Rom.) voor; later meest met hun paarden en in reiskostuum; op munten (vooral Romeinsche) zweven boven hun mutsen dikwijls sterren. — De oudste voorstelling der D. in beeldhouwkunst treft men aan in de metopen van de schatkamer der Sikyoniërs te Delphi. — Het meest bekend zijn de reuzenfiguren (4 Meter hoog), die in Rome voor het paleis op het Quirinaal naast hun geweldige paarden staan. De heuvel heet in den volksmond dan ook Monte Cavallo. Hun enorme afmetingen en vooral ook de trekken der gezichten, die sterk gelijken op munten der Diadochen, bewijzen, dat deze D. uit Hellenistischen of misschien zelfs Romeinschen tijd zijn. Op de munten der Rom. republiek staan bijna altijd de D. afgebeeld, omdat zij de speciale beschutters van Rome waren.

< >