Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Diodorus

betekenis & definitie

Diodorus - 1) uit Tyrus, een peripatetisch wijsgeer, leerling en opvolger van Critolaus en het zesde hoofd van de school van Aristoteles.

2) D., met den bijnaam Siculus, uit Agyrium op Sicilië, leefde onder Caesar te Rome. Van zijn levensloop weet men alleen, dat hij, om het tooneel der geschiedkundige gebeurtenissen te leeren kennen, verre reizen ondernam. In een wel geordend overzicht wilde hij de reeds verkregen historische kennis in een algemeene geschiedenis, Bibliotheca getiteld, bijeenvoegen. Gebruik makende van de hulpmiddelen, die Rome hem bood, schreef hij in 30 jaren 40 boeken, die de geschiedenis van den mythischen tijd af tot aan het jaar 60 v. C. omvatte. Daarvan zijn bewaard gebleven, boek 1 — 5, mythologie en oudste geschiedenis der Oostersche volken en Grieken, en boek 11—20, van de Perzische oorlogen (480) tot aan de oorlogen der opvolgers van Alexander den G. even vóór den slag bij Ipsus (302), en buitendien aanzienlijke brokstukken. — De behandeling is in het mythische deel ethnographisch, later annalystisch, van daar is de samenhang slechts uiterlijk, zonder een diep inzicht in de oorzaken en gevolgen der gebeurtenissen.

In plaats van een scherpe karakterschildering van volken en personen geeft hij meestal slechts enkele trekken en zekere eigenaardigheden. Zonder poëtischen zin huldigt hij in de mythologie het euhemerisme (zie EUHEMERUS). Zijn geloofwaardigheid is afhankelijk van de gebruikte bronnen, wier verscheidenheid zelfs niet zelden in taal en stijl doorstraalt, doch die men met geene zekerheid kan opgeven. Ondanks al deze gebreken blijft zijn werk voor vele afdeelingen der oude geschiedenis hoofdbron en vooral in chronologisch opzicht belangrijk.

3) D., bisschop vanTarsus in Cilicië sedert 378, de eigenlijke stichter der Antiocheensche school, uit een voornaam Antiocheensch geslacht, studeerde te Athene, werd als theoloog gevormd door de geschriften en het mondeling onderwijs van Eusebius v. Emesa, was een streng asceet, een warm verdediger der orthodoxie en werkte jaren lang te Antiochië als presbyter, zich wijdende aan de theol. vorming van jongelieden. Tot zijn beste leerlingen behoorden vooral Theodorus van Mopsvestia en Joh. Chrysostomus, door wie hij in ruimen kring grooten invloed oefende. De leer van Nicea vond door zijn verdediging vooral ingang in Syrië. In 381 woonde hij als bisschop v. Tarsus het concilie van Constantinopel bij. — Hij heeft veel geschreven, meer dan 60 werken, vooral van polemischen aard, tegen Joden, heidenen en ketters. Hij bestreed Plato, Aristoteles, Porphyrius, Manichaeërs, Eumonianen, Apollinaristen, Sabellius, Marcellus van Ancyra e. a. Ook trad hij practisch met kerkelijke middelen op tegen Arianisme en Heidendom. Van zijne geschriften zijn slechts enkele fragmenten over. Als exegeet bestreed hij de Alexandrijnsche methode en verdedigde hij een zuiver gramm.-historische exegese, schreef commentaren over bijna alle bijbelboeken.

Bij zijn leven genoot hij den roem der orthodoxie, maar 40 jaren ongeveer na zijn dood viel ook hij onder verdenking van ketterij in verband met den Nestoriaanschen strijd. Hij had n.l. in zijn verzet tegen het Apollinarisme over de beide naturen in Christus zóó geleerd, dat het scheen alsof hij de ééne godmenschelijke persoon oplossen wilde in twee personen. Flavianus v. Antiochië heeft zich dan ook door de Monophysieten in 499 laten dwingen het anathema uit te spreken over zijne geschriften. Sedert dien tijd zijn de meeste daarvan verloren gegaan en bleef op zijn naam de smet van ketterij kleven. De Roomsche Kerk heeft hem dan ook niet onder hare heiligen opgenomen.

Ook de leer van de eeuwigheid der hellestraffen heeft hij bestreden als in strijd met de goddelijke praedestinatie. Hij is de eerste geweest, die het kosmologisch bewijs voor het bestaan van God toepaste. Hij stierf vóór 494. — Zie over hem: A. Harnack in Real-Encyklopadie für prot. Theol. und Kirche, 3. Aufl. Bd. 4.

< >