Dies Irae, de Sequens van de Requiemmis in het huidige Missale Romanum, geroemd als parel van dichtkunst (daarentegen schrijft de Dominicaan Sixtus Senensis in de Biblioth. Sacra, Venetië 1566: „inconditus rhythmus”), een klaaglied, waarin het laatste oordeel wordt beschreven. De d. i. was oorspronkelijk een rijmgebed voor privaat gebruik; vandaar het gebruik van het enkelvoud en in tegenstelling hiermee de latere bijvoeging aan het einde: Pie Jesu, Domine, dona eis requiem. De oude teksten verschillen hier en daar.
De oudste tekstbronnen zijn thans 2 Franciscaner-Missaals te Napels en Rome (13e eeuw), een Franciscaner-Brevier te Assisi (daar later bijgevoegd omstreeks 1300) en een Franciscaner-Graduale te Rome (14e eeuw). In het missale Romanum verschijnt de d. i. in de uitgave te Venetië in 1479, 1481, 1482, 1493. Vervaardiger is waarschijnlijk de Franciscaan Thomas van Celano, gest. na 1250. Van de d. i. bestaan vele vertalingen, zoo zijn meer dan 150 Engelsche bekend; in ‘t Nederl. door F. Stokvis S. J. in „Lijdens-Hymnen der Katholieke Kerk,” P. van der Ploeg in „Het Kerkelijk Jaar”, J. Boelen S. J. in de „Studiën (dl. 74; 1911), Fr. Drijvers in het „Volksmisboek”, verschenen bij Paul Brand, Bussum (1915); in het Friesch door Joh.
Rijpsma. Het is o. a. getoonzet door Mozart en Haydn, ook overgenomen in Protestantsche kerkboeken, bijv. in het Duitsche „Tag des Zorns, o Tag voll Grauen”. Voor velen is de klank ervan bekend uit Goethe’s Faust. Vgl. Dr. N. Gihr, Die Sequenzen des römischen Messbuches.