Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Didon

betekenis & definitie

Didon - (Henri; kloosternaam Martin), sinds 1856 Dominicaan geb. 1840 te Touvet (dep. Isère), overl. 1900 te Toulouse; in 1861 priester gewijd, daarna professor in de theologie aan verschillende huizen van zijn orde; 1866 vastenprediker te Londen; 1868 en 1869 conferentieredenaar te Nancy; 1879 werd hij te Rome gecensureerd wegens zijn conferenties over de huwelijks-scheidingsvraag, en 1½ jaar lang gestuurd naar het klooster van Corbara op Corsica. Daarop bezocht hij Duitschland, vooral de universiteiten van Berlijn en Leipzig; zijn boek Les Allemands (Parijs 1884) beleefde 30 uitgaven.

Sinds 1890 leidde hij het college van Arcueil, bereisde Palestina en schreef La Vie de Jésus-Christ (2 dl., Parijs 1890). De meeste van zijn conferenties verschenen in druk, o. a. La foi à la divinité de J.Chr. (Parijs 1894). Vel. Robière, Un moine moderne (1900).

< >