Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Delisle

betekenis & definitie

Delisle, (ef de l’Isle), kartografenfamilie, uit Lotharingen afkomstig; 1) Claude D., 1644 — 1720, vader van den beroemden kartograaf. Als privaatleeraar in de geschiedenis en de aardrijkskunde te Parijs hooggeacht, zoodat hij de voornaamsten aan het hof, daaronder ook den hertog van Orleans, den lateren Regent, onder zijn leerlingen telde. Hij schreef enkele zoowel geografische als historische werken. Uit zijn huwelijk met Nicolle Charlotte Mililet de la Croyère werden vier zoons geboren: Guillaume, Simon-Claude, Joseph-Nicolas en Louis Delisle de Ia Croyère. 2) Guillaume D., 1665—1726, ontving, evenals zijne broers, het onderwijs van zijn vader.

Reeds vroeg trad bij Guillaume de neiging tot de kartografie aan den dag, zoodat hij volgens Freret reeds op achtjarigen leeftijd kaarten voor de Oude geschiedenis ontwierp, die men als een wonderwerk beschouwde. In ’t jaar 1700 verschenen van hem aard- en hemelglobes, en kaarten van de geheele aarde en van de afzonderlijke werelddeelen, met beschrijvingen in het Journal des Savans, 15 en 22 février en 8 Mars. Zij onderscheiden zich door originaliteit en zijn ontworpen met behulp van de moderne academische plaatsbepalingen (zie CASSINI). Alleen deze kaartwerken zouden voldoende zijn geweest om D.’s roem voor altijd te vestigen. Reeds in Maart 1702 werd hij dan ook lid van de Académie des Sciences. Nadat het prioriteitsproces met Nolin in 1706 ten gunste van D. was geëindigd, was de bloei van zijne kartografische uitgeverszaak verzekerd.

Met door het aantal en door de graveermethode munten zijne kaarten uit boven het werk der Nederlandsche kartografen, maar wel door hare wetenschappelijke waarde. Zijne werken bestaan uit verhandelingen, globes en landkaarten. De meeste verhandelingen begeleiden of kondigen zijne kaartwerken aan. Voor de geschiedenis van de reformatie der kartografie zijn daarvan de belangrijkste: Sur une ancienne communication de la Méditerranée et de la Mer-Rouge. (Histoire de l’Acad. Royale des Sciences, Année 1702; Amsterdam 1707, p. 109 — 113); Conjectures sur la position de l’Isle de Meroé (Mémoires de l’Ac. Roy. des Sc. 1708, Paris 1730, p. 365—375); Justification des mesures des anciens en matière de géographie (Mémoires de l’Ac. 1714, Paris 1717, p. 175—185); Sur la Chine ancienne et moderne (Hist. de l’Ac. 1718; Amsterd. 1723, p. 88—91); Sur le pays de l'Asie Mineure, compris dans l'expédition du jeune Cyrus (Hist. de l’Ac. 1721, Paris 1723 p. 78—80); Remarques sur la carte de la mer Caspienne envoyée à l'Académie par sa Majesté Czarienne (Mém. de l’Ac. 1721, Paris 1723 p. 245—254); Examen et comparaison de la grandeur de Paris, de Londres et de quelques autres villes du monde, anciennes et modernes (id. 1725, Paris 1727 p. 48-57).

< >