Delavigne - (Casimir), geb. te Havre in 1793, overl. te Lyon in 1843, een jongere broer van Germain D., die o, a. het libretto schreef van La Muette de Portici (1828), met Scribe dat van Robert le Diable (1831) en met zijn broer C. dat van Charles VI (1843). C. D. wist de aandacht op zich te vestigen door de uitgave van een bundel verzen, Messêniennes (1815), wier liberaal patriotisme hem voor een tijd met Béranger tot een nationalen dichter maakte. Vorm noch geest boden iets oorspronkelijks; het is de klassieke lyriek van de 18e eeuw. Van meer beteekenis is C. D.’s tooneelarbeid.
Hij was een dergenen, die de tragedie nieuw leven trachtten in te blazen door, o. a. in zijn eerste stuk Les Vêpres siciliennes (1819), zijn onderwerp te ontleenen aan de geschiedenis van den nieuweren tijd, maar met inachtneming van de regels der Fr. klassieken. Het treurspel, waarin de nationale trots gevleid werd, verwierf algemeenen bijkal. La Paria (1821), minder goed ontvangen, trachtte afwisseling te brengen door het inlasschen van koren, wat Racine reeds in „Esther” en „Athalie” gedaan had. In Marino Faliero (1829) en nog duidelijker in Louis XI (1832) volgt C. D. schoorvoetend' de richting, door de jonge romantiek aangewezen: in eerstgenoemd stuk wordt de eenheid van plaats prijs gegeven, en aan het komische element toegang verleend; in het laatste verschijnen naast den»koning burgers en boeren op het tooneel. Les Enfants d'Edouard (1835) is een navolging van een episode uit Shakespeare’s „Richard III”. C. D. is een middenman, wiens werk in zijn tijd, een overgangstijdperk, nochtans groote waardeering gevonden heeft.
Zijn blijspelen, eensgszins satirisch getint, vroolijk en kiesch van toon, staan hooger dan zijn treurspelen. L'Ecole des Vieillards (1828) is nog altijd op het répertoire van het ComédieFrançaise. In tegenstelling met hetgeen Molière zou gedaan hebben, wordt hier de oude man, die in weerwil van zijn zestig jaar nog jong genoeg van harte blijkt te zijn om een huwelijk aan te gaan met een twintigjarige schoone, niet bespot en belachelijk gemaakt. De komische effecten worden te jveeg gebracht door het optreden van een wereldsche, verkwistende schoonmoeder en van een verstokten vrijgezel, wien Danville het huwelijk aanprijst of afraadt, al naar gelang in zijn gezin het zonnetje schijnt of de stormwind buldert. Zijn andere blijspelen Les Comédiens (1820), La Princesse Aurélie , Don Juan d’Autriche (1835), La Popularité (1838), enz. zijn nagenoeg vergeten.