Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2018

Dathenus

betekenis & definitie

Dathenus (Petrus), eerst monnik in een klooster bij Yperen, toen Geref. pred. te Kortrijk, vanwaar hij de wijk nam naar Engeland. In 1555 weer pred. te Frankfort a. Main, ontmoette hij Calvijn, die grooten invloed op hem had. Met de strenge Lutheranen kwam hij in strijd over de Avondmaalsleer. In 1562 werd hij de eerste pred. van de gemeente der uitgewekenen te Franckenthal i. d. Pfaltz, waardoor hij grooten invloed oefende op de Geref.

Kerk in de Nederlanden. In 1566 gaf hij zijn Psalmberijming uit, waarvoor hij zich bediende van de vertalingen van Marot en Beza en de Duitsche vertaling van Lobwasser. Ondanks de berijmingen van Wtenhove en Marnix vond de zijne ingang en bleef tot het laatst der 18e eeuw algemeen in gebruik. In 1563 gaf hij een Ned. vert. van den Heidelb. Catechismus. In 1566 vertrok hij naar de Nederlanden, waar de ban over hem werd uitgesproken. In 1567 keerde hij naar Franckenthal terug, was in 1568 voorzitter van het convent te Wesel, werd in 1570 hofprediker te Heidelberg, in 1572 raadsman van den Prins van Oranje, en was sedert vooral in staatsdiensten werkzaam. In 1578 was hij voorzitter van de Nat.

Synode te Dordrecht. Tegen den godsdienstvrede, dien de Prins wilde, verzette hij zich, omdat ze meer rekende met staatsbelang dan met beginselen. Na een korte gevangenschap vestigde hij zich onder den naam Montanus in Sleeswijk-Holstein en later in een plaatsje aan de Elbe. Te Dantzig, waar hij zich later vestigde, werd hem het verblijf ontzegd. Hij stierf in 1588.

De beteekenis van D. voor de Hervorming in de Nederlanden en de Pfaltz is zeer groot. Zie H. Q. Jansen, Petrus Dathenus, een blik op zijn laatste levensjaren enz. 1872; Dezelfde, Petrus Dathenus aan den avond zijns levens. Voor verdere litt. zie: Protest. Vaderland II, bl. 396-401, 1915.

< >